Notaris-, schepen- en andere akten

224 Anna Jacops van Erp, geestelijke dochter bekent wettelijk schuldig te zijn en belooft te betalen aan Maria Catharina van Vechel, geestelijk moeder van de paters Minderbroeders binnen stad Megen 12 gulden jaarlijks, voor het eerst op 10-4-1708, uit huis en hof binnen stad Megen aan de Maaspoort, e.z. Christiaen Boellaerdts, a.z. Adriaen Spierinckx, e.e. de gemene straat, a.e. de Heuvelgraeff; item derde deel van 3 ½ hont hooiland achter de Megense Duijnen, e.z. Jan en Maria Cromans, a.z. Geert Adriaens Spierincx, e.e. de Maas, a.e. de zomerdijk. Tot meer zekerheid stellen Jan Jacops van Erp, Reijnier Dircx Stockum en Michiel Gerits van Loesbroeck, broeders en zwagers van voornoemde Anna, zich borg ter grootte van hun portie in voornoemde huis en hof en voorts met al hun goederen, hebbend en verkrijgend. Deze schuld mag afgelost worden door eenmalige betaling van 300 gulden plus verschenen rente. Op 11-11-1709 verklaarde Maria Catharina van Vechel dat deze schuld geheel is afgelost,

221 Dirick Verbeeck bekent wettelijk schuldig te zijn en belooft te betalen aan Hendrina / Handersken Seijsmaeckers 12 guldens jaarlijks, voor het eerst op 07-03-1708, uit huis en hof binnen stad Megen, e.z. het erf van de eerwaarde paters Minderbroeders , a.z. Hermken Dirickx, e.e. de gemene straat, a.e. Geurtjen Daemen en Jan Vos. Afgelost kan worden door een eenmalige betaling van 300 carolusgulden plus de verschuldigde interest. In marge is 04-1745 aangetekend dat Catharina van den Hoeven (?) toestemming geeft voor cassatie van deze obligatie, omdat schuld geheel afgelost is.

211 Henrick, zoon van Jan Corsten van Seelandt bekent wettelijk schuldig te zijn en belooft te betalen aan Elisabeth Jan Corsten van Seelandt 16 gulden jaarlijks, voor het eerst op 01-01-1708. Deze schuld mag afgelost worden door eenmalige betaling van 400 carolusgulden. In marge is 01-01-1737 aangetekend dat volgens Maria Cornelia Olijslagers, als mede-erfgenaam van Johannes Valkenhoff rechthebbend van deze obligatie, deze schuld geheel afgelost is.

210 Jacop Thonis Auwens bekent wettelijk schuldig te zijn en belooft te betalen aan Hendrick, zoon van Aert Voet, burger der stad Amsterdam rente of pacht van 12 guldens jaarlijks voor het eerst te betalen heden over een jaar, uit huis en hof binnen stad Megen, e.z. de straat naast het kerkhof, a.z. het Beneficiehuis, e.e. de gemene straat en a.e. de stadsgracht en bovendien uit 2 ½ hont land op Snauwerscamp, e.z. Rooloff van Deijssen, a.z. Jan Timmermans en meer anderen, e.e. de erfgenamen van Henrick Otten, a.e. de erfgenamen Aert Beckers en voorts uit al zijn goederen, hebbend en verkrijgend. Hiermee heeft voornoemde Jacop Thonis Auwens verrekend kapitaal van 400 gulden met een rente van 6 % jaarlijks, hetwelk stond te betalen aan Johan Wemmers, zoals blijkt uit de gecasseerde rentebrief van 10-05-1677. In marge is 06-06-1734 aangetekend dat volgens Hendrick Voet uit Amsterdam deze obligatie geheel afgelost is.