Ten verzoeke van: 1. Wilhelmina Gloudemans, weduwe van Andries van de Ven, te Geffen, en 2. Antonius van de Ven, te Nuland, van den gemeenschappelijken boedel van Wilhelmina Gloudemans hiervoor genoemd en wijlen haren echtgenoot Andries van de Ven, te Geffen overleden den 18en februari 1888 en van de nalatenschap van laatstgenoemden.
Ten verzoeke van: 1. Arnoldus Jochijms, gehuwd met Geerdina van Drunen, beiden te Nistelrode, 2. Hermanus van den Hoogen, gehuwd met Petronella van Drunen, beiden te Schaijk, 3. Cornelis van den Akker, gehuwd met Ida van Drunen, a. voor zich zelve, en b. als gemachtigde van Antonia van den Akker, weduwe van Augustinus van Drunen, in hare hoedanigheid van moeder en voogdes van rechtswege over haren uit haar huwelijk met genoemden haren echtgenoot gesproten zoon Piet van Drunen, 4. Johanna van Drunen, en 5. Lambertus van Drunen, a. voor zich zelve, en b. in hoedanigheid van toezienden voogd over den hiervoor genoemden minderjarige Piet van Drunen, allen te Nistelrode; van de nalatenschap van Johannes van Drunen, te Nistelrode overleden den 30 augustus 1887.
Ten verzoeke van: 1. Gerardus Willemse, als voogd over de minderjarigen: Johannes - en Ardina Ketelaars, gesproten uit het huwelijk van wijlen de echtgenooten Johannes Ketelaars en Hendrika van Grinsven, beiden gewoond hebbende en overleden te Geffen, 2. Maria Ceelen, ook genaamd Maria Gilis, weduwe van Peter van Grinsven, 3. Jan Ruijs, gehuwd met Johanna van Grinsven, en 4. Martinus Schuurmans, gehuwd met Geertruida van Grinsven, allen te Geffen. Voorts in de tegenwoordigheid van Piet Ketelaars, te Geffen, als toeziende voogd over genoemde minderjarigen: Johannes - en Ardina Ketelaars; ten huize van de weduwe Peter van Grinsven, te Geffen in den Runschenhoek; van: a. de nalatenschappen van wijlen de echtgenooten Johannes Ketelaars en Hendrika van Grinsven, en b. van den gemeenschappelijken boedel van Maria Ceelen voornoemd en wijlen haren echtgenoot Peter van Grinsven en van de nalatenschap van laatstgenoemden.
Ten verzoeke van Jan van Erp, Petrus Ludovicus zoon, te Geffen, als uitvoer der uiterste wilsbeschikkingen van wijlen Peter van de Graaf. In tegenwoordigheid van: 1. Jacobus van Erp, te Geffen, 2. Antonius Witlox, te Oss, als getreden in de rechten van Josephus Witlox, te Geffen, 3. Willebrordus van Vugt, te Oss, als zich sterk makende voor Bernardus Paulus van de Graaf, aldaar [te Oss], 4. Gerardus Antonius van de Graaf, te Oss, 5. Gerardus Wilhelmus van de Graaf, te Oss, 6. Gerardus Jansen, te Schaijk, 7. Cornelis Kusters, te Rosmalen, 8. Johannes Schel, te Nuland, 9. Wilhelmina Maria van de Graaf, te Geffen; van de nalatenschap van wijlen Peter van de Graaf overleden te Geffen.