Notaris-, schepen- en andere akten

111 Mr. Johan Henricx van Uden chirurgijn wonende onder de heerlijkheid Berlicum onder de hertgang Middelrode, heeft ten behoeve van Mathijs Jan Goijaerts uit Sint Michielsgestel verklaard dat hij in 1644 in de maand juni heeft behandeld (gecureert) en ook genezen Marten de zoon van Mathijs van een kwetsuur die Jan Janssen Spierincx had toegebracht in zijn arm en terwijl hij genoemde Marten in behandeling had zijn bij hem gekomen Jacob Tijssen en Jan Jan Ariens Spierincx, die Marten verwond zou hebben zo men zei, “ende hebben den selven deponent (=getuige) tot verscheijden reijsen int heijmelijck den gequetsten gerecommandeert ende oock instantelijck gebeden dat hij doch soude willen duor sijn uijterste hersticheijt omme te genesen, gelovende den deponent wel ende danckelijck te betaelen; vorders verclaerdt alsnoch den voorschreven deponent dat alsoo de quetsure ten hoochsten swaer was ende den gequetsten daer van int uijtersten perijckel van sterven ende alrede gedespereert van sijne leven, dat Arien Jan Spierincx president van Sint Michielsgestel oome van Jan Janssen Spierincx, expresselijck door den knecht van Anthonis Huijberts, des deponents vader, oock een ervaren chirrurgijn omme den gequetsten sijnde gesteldt in doodts noodt te visiteren ende besien offmen eenighe remidie soude connen vinden omme te genesen; van gelijcke verclaerdt deponent dat ten versoucke oft van wegen des voorschreven Jan Jan Arien Spierincx oock ten huijse des voorschreven deponents was gecomen den Doctoir Lintermans van Den Bosch omme den voorgeschreven gequetsten te visiteren, welcke Lintermans den patient gevisiteerd hebbende ende siende de wonde weder opgeborsten heeft tot den deponent geseeght doet weder toe ende doet u beste gelijck ghij tot noch toe gedaen hebt, hij moet sterven, waerover oock den selven doctoir Lintermans des anderdaegs vindende Sebert Lamberts tot sHertogenbosch heeft den selven gevraecht wanneer den selven gequetsten was gestorven,

110 Christijn dochter van Roeloff Goijaerts van der Stappen jongedochter omtrent 26 jaren oud parochie Gemonde onder de Baander-heerlijkheid van Boxtel die ten behoeve van Bartholomeus Mathijss Aerdt Handrickx en Hilleken zijn zuster heeft verklaard voor de oprechte waarheid dat zij in 1640 en 1641 als dienstmaagd heeft gewoond bij Arien Jacobs van Groenendael in welke jaren deze Adriaen Jacobsen op het erf woonde van Arien Peter Henricx en Arien Peters in een kamer woonde in hetzelfde huis en ze verklaart nog heel goed te weten dat Arien Jacobs verschillende meubels gebruikte de Arien Peters had geleend en aan genoemde Arien toebehoorde; namelijk “eenen cooperen moespodt, groot omtrent seven cannen, een grooten handtketel met een platten form (?) groot 7 kannen, een cleijn koeketelken, een groote scherm, een goet bedde met veren gevult ende sonder lap daer sij Christijn op sliep behalvens het bedde van Arien Peters selver op sliep, dewelck sij verclaerdt oock seer wel te weten dat met veren gevult was eenen deelen toch, eenen vulger gemaeckt van een oude stande, een vierpanne, eene eijcken koetsse daer Christijn in sliep, alle welcke meubelen die voornoemde Adriaen Jacobs continuelijck was gebruickende ende doer den selven Arien Jacobs vertrok van Arien Peters erffve naer Zegerwerp oock heeft mede genomen, tot reden van welwetentheijt allegeerende dat sij twee jaeren bijden voorschreven Arien Jacobs en Arien Peters als voorscreven staedt heeft gewoont ende bijsonderlijck inden jaren dat Arien Jacobs vetrock ende alsoo deselve meubelen menichmael heeft gebruickt ende niet alleen den voorschreven Arien Jacobs oft sijne huijsvrouwe hooren seggen dat deze meubelen den meer genoende Arien Peters waren toebehoirende, maar oock den voorschreven Arien Peters selver menichmaal bisonderlijck als sij hem gest…. hadden verwijtende de vrientscap die hij haar dede mede oock welexpresselijck gesien te hebben

109 Adriaen Jacob Dirckss (76) te Sint Michielsgestel die verklaart ten behoeve van Lambert Handrickx Raedemaeckers tegenwoordig borgemeester der heerlijkheid dat “seeckere partije soldaten van het casteel tot Heeswijck onder ’t garnizoen deser stadt ’s-Hertogenbosch tot Gestel voorschreven hebben gefouragieert den genoemde reqriurant als doen borgemeester hadde genomen sijns broeders hoedt waarover den voorschrevem borgemeester de selve partije gevolcht sijnde den hoedt heeft weder afgenomen ende alsdaer door moetwilligheijt vande selve soldaten met twee cogels door sijn been gescooten daeraff den requiranr (Lambert) lange tijdt ten meeste gelegen endeveel heeft gecost; dewelck alsoo gesciedt sijnde, verclaerdt den voorschreven attestant dat den heere van Thienen commandeur der stadt ende garnisoen van ’s Hertogenbosch den voorschreven requirant tot sijner huijse heeft ontbooden met den attestant doentertijt sijnde voor scepen oft president ende gepresenteert den genoemde requirant sijne costen ende smertte goet te doen ende den moetwillighe soldaet te straffen naer behooren, dewelck den voorschreven attestant als president sinde niet geraetsaem en vindende ende sorgende dat het dorpe oft gemeijnte van Gestel schier of efte daerdoor mochte comen in disgratie vanden commandeur ende door dijen ofte ander officiers meer soude hebben te lijden, heeft den voorschreven requirant affgeraeden sulcx niet aentenemen. Getuigen: Jan Geerlinghs en Willen Janssen Spierincx. [Weer een pracht staaltje van de macht, het heer en meester zijn van het toenmalige soldatenvolk en hoe bevreesd de plattelands-bevolking zou zijn.]

108 Jonker Herman van Middegael (80) te Sint Michielsgestel met een verklaring ten behoeve van Jonker Dirck Millnick van Gerwen namelijk dat in 1629 bij hem is gekomen Jonker Everdt van Vlierden getrouwd met Joffrouwe Anna van Gerwen zus va de requirant welke Evert van Vlierden is geweest te Drunen bij Goossen Geltelubbers schout aldaar en pachter van omtrent 50 morgen hooiland Jonker Dirck toebehorende en heeft toen het volgende gezegd “oom ick hebbe den voorschreven schouteth van Druenen mijn swagers hoijlant afgepacht dit jaer voor de somme van 110 gulden, ’t is eenen cleijnen prijs, want u belieft ick salt u mede halff overlaeten “. Daarop heeft de voorschreven attestant verklaard geantwoord te hebben dat hij de betreffende hooilanden eerst eens wilde zien en is enige dagen later naar de voorschreven attestanten gereden met zijn wagen en een ? naar Drunen gereden waar hij Jonker Evert samen met genoemde schout heeft ontmoet en hebben de hooilanden bekeken en ze aangetroffen “ onbeheijmpt en ongevreedt van de beesten ende peerden affheweijdt inne soodaenige gelentheijt dat den voorschreven attestant ter selve reijse present gehoordt ende gesien te hebben dat den genoemde Jonker Everdt van Vlierden eenige twistige woorden heeft aengevanghen tegens den voorgenoemde Goossen Geltelubbers schouteth over dese geuerde aangegaene pachtingen, hem voorwendende dat hij soude gelooft de voorschreven hoijlanden te waeren ende de beesten ende peerden uijt te doen kieren waarop den genoemde schouteth antwoorden: “dit en heb ick u maer voor twee oft drij daegeb toegeseijt ende ghij compt nu ierst aen ende soo en hebbe ick daer niet meer mede te doen, ick laet den hont sorgen die slaept in het stroo, ick houde mij aen ons contract ende pachtingen daer bij voegende die naebueren van den Elshoudt hebben mij tachentich gulden voor gebooden ende souden nog meer gegeven hebben,