Notaris-, schepen- en andere akten

49 Getuigenverklaring Willen van Houtum [34] en Annemie Mertens vrouw van Engelbert van Aggelen woonachtig te Schijndel ter requisitie van Maria Dirkx van der Steeden vrouw van Jacobus Smolders ook te Schijndel en te hebben gezien en gehoord dat voornoemde Jacobus Smolders allerlei dwaasheden en ongeregeldheden uitvoerde met ijselijk vloeken tieren en razen, allerlei dreigementen uitende en wilde snijden, slaan en steken ‘verwaenende iets in zijn hooft te hebben sitten, met tering beset te zijn en alderleij onbesonnen resonnementen voerende waeruijt de comparanten niet anders konnen besluijten, dat den voors. Jacobus Smolders met kranksinnigheijt is besogt; Willem van Houtum verklaart afzonderlijk dat hij dikwijls en menigmaal van verscheiden personen zowel binnen als buiten de parochie klachten heeft gehoord over het slecht en ongeregeld gedrag [comportement]van Jacobus en dat het nodig was dat hij vastgezet werd en ook heeft hij gehoord dat Jacobus met een bloot mes dreigde te snijden en te steken en Maria Dirkx de requirante achterna liep maar daar heeft men hen van weerhouden; voorts verklaren zij dat Jacobus enige tijd bij haar heeft ingewoond en nu inwoont bij de 1e comparant.

45 Getuigenverklaring van Jan Hermens van der Velden [87], Hugo Jacobs van Berkel [74], Peeter Geerits Verhagen [66], Lambert Ariens van Heretum [60], Jan Johannis van der Velden [52], Hendrik Jans Ariens van der Schoot [48], Jan Hendrik Heijmans [49], Geerit Zimon Nagelmaekers [68] en Hendrik Jansse van der Schoot [37] die meermaals in dienst zijn geweest van het dorp Schijndel en nog enigen van hen actueel zijn, hebben getuigd ter instantie en requisitie van Hendrik Gijsbert Hubens en Eijmbert Jansse Voets cum suis eigenaren van een hoeve genaamd Schrijvershoeve onder het Lutteleind in het Hermalen leenroerig aan de Raad en Leenhof van Brabant en dat zij comparanten al diverse malen het hout groeiende op de landerijen van de hoeve hebben zien verkopen welk hout is verkocht vrij van houtschat en van daar is vervoerd, welke vrijstelling van houtschat een privilege was van de oude Schrijvershoef als hertogelijk leengoed.

31 Getuigenverklaring van Hendrik Vervoort woonachtig te Schijndel oud 25 à 26 jaren ter requisitie van Niklaas van Schaerdenburgh pachter van de houtschat en onderrentmeester nl. dat hij comparant samen met de requirant heden morgen rond 11 uur is gekomen ten huize van Geerit Dirk van Pinxteren in de Broekstrsaat en ze aan hem gevraagd hebben: “Hoeveel karren houd hebt ghij al thuijs gehaelt?”, waarop Van Pinxteren antwoordde: Moet gij dat weeten?”. Schaerdenburgh zei toen: “Ja wel” en Van Pinxteren zei daarop: “Ik heb omtrent twaelff, veertien off vijftien karre, soo staeke als musters, maer altijt seeker wel twaelff karren gehaalt”. Voorts vroeg de pachter van de houtschat aan Van Pinxteren of hij daartoe verlof had of een briefje, waarop Van P. reageerde met: “Ik wist niet dat men daer iets van hebben moest”. De requirant vroeg hem vervolgens waar hij dat hout had gehaald waarop Van P. liet weten dat hij het van zijn eigen land had gehaald.

27 Getuigenverklaring van Adriaentie Jan Voets vrouw van Hendrik van Heeswijck nl. dat zij omtrent 11 jaren geleden, zonder de juiste dag nog te weten, het ongeluk heeft gehad vanuit de room of melk die ze uit haar koebeest molk [niettegenstaande alle inspanningen [devoiren] welke men gewoon is om aan te wenden om boter te bekomen] daaruit niets genoten of geprofiteerd heeft, dan dat op een reis haar man naast haar gekarnd hebbende daaruit boter profiteerde zoals men gewoon is uit een zodanige kwantiteit melk te genieten; dat enige dagen daarna ten haren huize is gekomen een zekere vrouwspersoon genaamd Hendrien weduwe van Arian Drabben , in die tijd alhier woonachtig, en nu In Delft of op een andere plaats residerende, die aan Adriaentie verzocht haar een half pond boter, maar Adriaentie zei die niet te hebben. De weduwe Drabben bleef echter persisteren en zei: “Ik wil van die goede booter een booteram hebben” en Adriaentie heeft haar toen ‘eenen booteram gegeven’, welke weduwe haar toen 13 duiten heeft gegeven, met het verzoek als Adriaentie geboterd had haar daarvoor een half pond boter te bezorgen. Enige tijd later had A. weer geen boter uit haar melk kunnen halen en daarop is ze naar het huis van Hendrien gegaan en heeft haar de 13 duiten teruggeven zeggende : “Ik heb geen boter”. Hendrien zie toen: “Ik zie wel dat het er neffen is”. Enige tijd daarna heeft A. weer geen boter uit de melk kunnen halen, maar na die tijd alles weer normaal was.