Notaris-, schepen- en andere akten

66 Er zijn diverse meningsverschillen geweest en processen gevoerd tussen Lenaert en Anneken als kinderen van Jan Corstiaens Rademaeker ter ener zijnde en Jan Laureijs als man van Jenneken dochter van genoemde Jan Corstiaens ter andere zijde, inzake het nagelaten bezit van wijlen Jan Corstiaens en diens vrouw. Door bemiddeling van goede mannen zijn partijen tot een vergelijk gekomen. Genoemde Lenaert krijgt nu een weiland gelegen in de herdgang van Zelissel alhier te Boxtel, zoals Lenart dat in een testament of codicil was vermaakt. Genoemde Anneken krijgt een stuk akkerland genoemd de Doorenacker gelegen te Boxtel onder Breukelen, welk perceel voor een helft eigendom van haar broer Lenaert was volgens de overdracht zoals voor schepenen van Boxtel was opgemaakt, maar van welke rechten Lenart nu afstand doet. Daarvoor krijgt Lenaert alle hout dat in het ven staat waarvoor hij onder ede zal verklaren dat hij zulks met eigen geld heeft gekocht gehad, verder krijgt hij nog de beste laken mantel afkomstig van wijlen zijn vader en verder krijgt hij nog een koe. Verder moeten de comparanten aan Corstiaen Jan Laureijssen de som van 40 gulden eens betalen vanwege de diensten die dezej aan wijlen hun vader heeft verleend gehad. Met dat bedrag zal Corstiaen verder afzien van enige verdere aanspraken op de kinderen van Jan Laureijssen. Verder zullen de twee eerste comparenten elk zoveel bezit krijgen als Jan Laureijssen als tweede comparant al heeft gehad en uit de boedel zal blijken en zullen dat uit de meest courante bezittingen ontvangen zonder verweer daarin door Jan Laureijssen. Het resterende bezit dat door Jan Corstiaens is nagelaten, zullen ze onder elkaar verdelen volgens het testament en het codicil ervan. Maar ze moeten wel allereerst de schulden van het sterfhuis betalen en de kerkrechten etc.

63 Wij Govert van Duijsel en Aelbert van Lill als schepenen verklaren dat voor ons zijn verschenen Willem Strick als man van Maeijken dochter van Jacob Philipsen, verder diens zwager Aert Jacob Phlipsen en hebben verklaard het volgende met elkaar te hebben afgesproken over alle onderlinge aanspraken die ze op elkaar menen te hebben, inzake het geerfd bezit van wijlen Jacob Philipsen en diens vrouw Peerken Hertoghs, zijnde hun ouders. Genoemde Aert Jacob Philips zal aan Willem Strick een som van 135 gulden betalen, waarin inbegrepen het erfdeel van hun zuster Catelijn Jacop Philips, maar waarbij wel het kontrakt blijft gehandhaafd dat ze eerder alhier te Boxtel met elkaar hebben gemaakt, zonder dat Willem Strick tegen dat kontrakt bezwaar heeft gemaakt. Partijen verklaren hiermee ten opzichte van elkaar over de erfenis van hun ouders te zijn voldaan. Als een van hen het er later niet mee eens is zal die zich aan de vrijwillige rechtspraak daarover moeten onderwerpen die daarin dan ook de kosten zal moeten betalen. En verder dat men het bezit samen zal delen. Datum 18 mei 1663, getuigen als voor.

48 Voor ons schepenen verschenen Andries, Jan en Adriaen, broers en zoons van wijlen Peter Andries Salen door deze Peter verwekt bij diens vrouw wijlen Geertien dochter van Willem Gerits, welke Jan ook nog handelt voor zijn afwezige zuster Lijsken, verder Jan Goverts als man van Jenneken dochter van wijlen Jan Willems van den Diepenstraat verwekt bij wijlen Aeltien ook dochter van genoemde Peter en Geertien, hierbij als partij ter ener zijde, verder Willemken weduwe van Michiel Dircks als dochter ook van genoemde Peter en Geertijen als partij ter andere zijde, hebben verklaard in der minne met elkaar gedeeld te hebben. Daarbij draagt de eerste partij aan de tweede comparant hun recht over van een huis, tuin, hofstad en aanliggend erf en voorhoofd, gelegen te Boxtel onder Tongeren, zoals de tweede comparante het thans in gebruik heeft, vrij van alle lasten met nog een zeker keuter turfrecht op de gemeijnte van Kempen. De eerste groep comparanten doet volledig afstand van dat bezit ten behoeve van de tweede comparanten en doen afstand van alle recht daarin. Datum 21 februari 1663, getuigen van Duijsel en Erven als schepenen.

1105 Akkoord tussen de weduwe van Huijbert Lambert Philipsen, ter ener zijde en Lambert Philipsen ter andere zijde over bezit in het sterfhuis. De weduwe zal alle meubels en huisraad etc. behouden, dat wijlen haar man haar heeft nagelaten en Lambert moet aan de weduwe de som van 23 gulden betalen welk bedrag de weduwe bekent te hebben ontvangen. Beide partijen beloven alles na te komen en elkaar verder niet lastig te vallen. Datum 4 december 1636, getuigen R. Santegoits en A. Goossens Ondertekend: dit merk is van de weduwe, dit merk is van Lambert Philips, Roelof Andriessen, Ancem Jan Goossens, Jan Lamberts, mij present C. van de Nouwlant secretaris.