Notaris-, schepen- en andere akten

204 Engbrecht van de Berselaer onze mede schepen draagt aan Bartholomeus Willem Zuetericks een vonnisbrief over waarin heer Wouter van Thuijl als rector van het altaar van het Heilig Kruis, zich beklaagd had over een betalingsachterstand en waarvan Engbrecht de koop heeft verkregen. De verkoper belooft alle lasten af te handelen, maar Meeus is wel verplicht jaarlijks aan Engbrecht op Maria Lichtmisdag 3 en een half Bosch pond paijment te betalen, welke rente Engbrecht daar steeds uit zal ontvangen. (1497).

198 Op verzoek van Gerit van Kessel, volgens het testament gemaakt door meester Henrick van Lottem, is aan mij secretaris voor Boxtel gevraagd in aanwezigheid van Henrick Diercks, Goijaert van Herenthum, Gerit Coppens en Peter Valckenaers als schepenen een vonnis uit te maken, zoals dat testament daarover zal uitwijzen. Na aanwijzing door de schout hebben de schepenen bepaald dat Gerit zeggenschap krijgt over alle roerend en onroerend bezit dat meester Henrick van Lottum eerder als deken heeft nagelaten, behoudens dat de rechten van anderen daarin gerespecteerd dienen te worden. Dat is gebeurd vanwege de slechte betaling van 200 gouden guldens die Gerit aan meester van Lottum heeft geleend gehad met de handtekening van meester van Lottum op dat dokument. Actum als voor. (1496).

34 Henrick wettige zoon van Uden Jacops heeft zich beklaagd met een schepenbrief van Boxtel over een beemd genoemd de Beke die hij heeft gekocht van Aert zoon van Aert Gielens, gelegen te Boxtel onder Lenneshuevel, d.d. 28 december 1446. Er blijkt een rogpacht op te drukken van 2 mud rog, nog een pond Bosch paijment. Henrick wil daarom dat de schout en schepenen hem zijn rechten zullen geven om zijn vordering te verhalen. Als bewijs heeft Henrick een schepenbrief van Den Bosch overlegd waarbij Heijlwig Pijecks voor schout en schepenen van de stad Den Bosch een vonnis had verkregen op Henrick Uden. Daarna had deze Heijlwig haar aanspraken op Henrick Uden verhaald, volgens de vonnisbrief van Den Bosch d.d. 3 maart 1491. De schepenen te Boxtel hebben bepaald dat Henrick zijn vordering nu op het onderpand mag verhalen, daarop is de vorster met twee schepenen gekomen en heeft beslag gelegd op een huis, tuin en hofstad etc. dat eigendom van genoemde Aert was. De koop daarvan is toegewezen aan Engbrecht van de Berselaer voor een mud rog, verder de kosten van de procedure. Er heeft publicatie in Den Bosch etc. plaatsgehad. De verkoper belooft alle lasten van zijn kant af te handelen. Datum 11 juni 1491. (let op jaartal).

23 Engbrecht van de Berselaer en Jan Haijwigen als kerkmeesters van Boxtel, hebben zich beklaagd over een jaarlijkse pacht van 4 lopen rogge, maat van Boxtel, welke pacht Augustijn Goessens aan de kerk had beloofd op onderpand van een akkertje genoemd de Vlastuijn gelegen te Boxtel onder Tongeren in het Hooch Vijerendeel, belendend de erfgenamen van Lambrecht van de Veken, Goijaert Weijhase, de gemeenschapppelijke weg, genoemde Augustijn zelf, volgens de schepenbrief van Boxtel d.d. van 15 november 1471. Het onderpand is gepubliceerd geweest zoals dat hoort en de koop is gegund aan Engbrecht van de Berselaer voor 4 lopen rogge per jaar. Datum 11 november 1493 (is blijkbaar na de eerste uitwinning een jaar terug)