De kerkmeesters van de katholieke kerk te Ravenstein hebben een schuld uitstaan van 130 gulden (dd 19-05-1717) met achterstallige rente sinds 1727. De weduwe en kinderen van Jan Wellens hebben op 18-01-1738 een weikamp van 6 scharen, genaamd de Putten, verkocht voor 370 gulden en den Langenbergh voor 141 gulden. De crediteuren maken nu ruzie over de verdeling van die verkooppenningen.
Wilm Gerit Arts, voor zichzelf en namens de mede-erfgenamen van wijlen Jasper Hendrix, hebben een vordering van 55 gulden. Op 26-04-1716 schuldig bekend door Jan Wellens en Marie Jansen.
Claes Verstegen, namens zijn vrouw, erfgenaam van Gerit Peters Smits c.s. vordert 50 gulden (dd 05-04-1719). Wouter van Buren, getrouwd met Anthoneth van Tiel, weduwe Aert Tonisen van Hoogstraten vordert 25 gulden (obligatie van 02-02-1718). Willem Heim. C.s. vordert 50 gulden ten laste van Jan Wellens en zijn vrouw Marie Jan Thomas, ten behoeve van Jenneke Heimericks, haar overleden muije (dd. 10-11-1720 voor schepenen van Herpen). Wouter van Duren en Laurens Galen, tijdelijke kerkmeesters te Herpen, vorderen 150 gulden en 99 gulden 18,5 stuiver aan achterstallige rente. De 150 gulden is afkomstig van een lening van Peter Paulus bij de kerk te Herpen, die hij in 1648 had overgenomen van Wolter Roeloffs.
Op 15-03-1745 sluiten de crediteuren een akkoord over de verdeling.