ten verzoeke der belanghebbenden onder No. 33 vermeld en van Martinus, Franciscus en Johannes van Erp en Arnoldus van Kuijk, allen te Herpen tot voortzetting der werkzaamheden der beschrijving bedoeld in No. 33, waarbij door belanghebbenden wordt afgezien der ingestelde rechtsvordering tot scheiding
ten verzoeke van Geerdina Dorussen, weduwe van Lambertus van Erp, Hendrina van Loosbroek, weduwe van Willem van Erp; Jan van Erp; Andries van Erp en Hendrikus van den Hoogen, de 4 eerste te Herpen, de laatste te Schaijk woonachtig, van de huwelijksgemeenschap bestaan hebbende tusschen de eerstgenoemde en haar overleden man en de nalatenschap van den laatste en zulks als voorbereidende werkzaamheid om te kunnen overgaan tot scheiding en verdeeling krachtens vonnis der Arrondissementsrechtbank te 's Bosch d.d. 21 januari 1881
ten verzoeke van Petrus Laurenssen te Schaijk van den gemeenschappelijken boedel van hem en zijne overledene echtgenoote en der nalatenschap dezer laatste
ten verzoeke van Leonardus Peters te Nistelrode van de gemeenschappelijke boedel van zijn overleden vader en zijn moeder Joost Lindert Peters en Johanna van den Tillaart en van de nalatenschap van de eerste.