Notaris-, schepen- en andere akten

168 Jan Jans Mathijssen (73) te Best in de Vluedt onder Oirschot met een verklaring t.b.v. Jan Lambers van Creijlt namelijk, dat hij op 15-6-1652 is geroepen ten huize van Jan Gerits van de Laeck om als getuige te staan over het testament van Jan Gerits en zijn vrouw Cathelijn hebben laten maken, welke Jan Gerits “dijertijt sieck lach van een dolle aenclievende sieckte”, voor notaris van Eeckel met als getuige Willem Willems Kemps; Jan Gerits lag “in een cleijn camerken.” Getuigen: Willem Aertssen van de Ven en Goijaert Dirckx Hoppenbrouwer.

167 Jan Dries Willems (65) uit Sint Oedenrode met een verklaring t.b.v. Jan Lambers van Creijlt verklarende “dat seeckere groesvelt in de Vloedt onder Oirschot gemeijnlijck genaempt Cristijnekoijweij eertijds in eigendom van de moeder van Jan Dries Willems en de zus van zijn moeder en nu toebehorende aan requirant Jan Lamberts”; bovendien verklaart hij, dat moeder of haar kinderen “hebben gevreedt ende den vrede gehadt aende noortsijde naest Liemde neffens erffve van de weduwe ende kinderen Aert Thomas; de Cristijneweijde is genoemd naar de grootmoeder van Jan, Willem Jan Gerits is getrouwd met een zus van zijn moeder. Getuigen: Goijaert Dirckx Hoppenbrouwers en Willem Lamberts van Roij.

166 Dielis Gerit Dielissen(50) te Veghel onder de hertgang Zontvelt, oud-borgemeester aldaar en Jan Wouter Driessen (40), wonende te Acht onder Woensel met een verklaring t.b.v. de naburen van Naestenbest, Verrenbest en Aersel onder Oirschot over de verkoping van nieuwe erven, waar een groot getal mensen op af was gekomen, die de eerste attestant, die in Naastenbest zken te regelen had, op het Broeck had zien aankomen, enigen te paard en enigen met “karskens oft wagens”; men tekende protest aan en wilde, dat van het Broeck niets meer zou worden verkocht. Aanvankelijk werd geen acht geslagen op het protest, maar toen liepen vrouwen en kinderen naar een van de principaelste personen, bekend als de Stadhouder van Oirschot, die te paard was en rentmeester Pieck zittende op een wagentje. De stadhouder vroeg aan de vrouwspersonen wat ze kwamen doen. De vrouwen hebben toen als antwoord gegeven: “Mijnheer, besien wat gij hier doet.” De stadhouder antwoordde: “Het Broeck vercoopen.” De vrouwen op hun beurt, zeiden: “Dat souden wij liever behouden.” De stadhouder vroeg hen: “Sulde gij u schult dan betaelen?” De vrouwen zeiden: “Jae wij voor onse quoot all soude wij ons clederen van ons lichaem vercoopen ende met onse kinderen water ende broot eten.” Ze hebben toen wel gezien, dat de stadhouder daarna niets meer wilde horen en is toen met rentmeester Pieck, zittende op een wagentje en de andere aanwezige personen gereden naar het midden van het Broeck en begon daar te verkopen zonder schepenen, zoals de naburen verklaren; de vrouwen en kinderen zijn de stadhouder toen gevolgd en daarop is de stadhouder ingereden op de groep vrouwen en kinderen, pakte zijn degen en dreigde hen daarmee en trok bovendien zijn pistolen en dreigde ook daarmee te schieten, maar de vrouwen en kinderen gooiden en sloegen met al hetgeen ze in hun hand hadden en de verkoping werd dusdanig verstoord, dat de stadhouder en rentmeester tenslotte uit het Broeck zijn vertrokken;