Notaris-, schepen- en andere akten

256 Er zijn problemen over de verdeling van de goederen van Henrik Fransen van Dijck, tussen de voorkinderen, de weduwe en de nakinderen. Volgens het testament kregen de voorkinderen de legitieme portie. Oplossing: de weduwe Hendrin Abrahams en haar vier minderjarige nakinderen houden het sterfhuis te Reek met hof en bijhorende land; drie kampjes genaamd de Gagels; een kampje gelegen aen de Steegh, groot een morgen; een kamp genaamd de Donck; het Dijckscampke, daarachter gelegen; 4,75 hont land in de Grundeling te Velp; verder alle roerende goederen als huisraad, inboedel, vee, etc; ze betalen achter ook alle kapitale en lopende schulden. De voorkinderen betalen daartoe 75 gulden. Verder nemen de voorkinderen een schuld van 200 gulden over, ten behoeve van weduwe Lindert van Dijck. De voorkinderen krijgen Cuijks camp, groot 2 morgen. Lager stond: Op 16-04-1730 hebben de voorkinderen van Hendrick Fransen 275 gulden betaald aan Hendrin Abrahams. Geprotocolleerd op 16-04-1730.

152 Hendrick Fransen van Dijck en zijn kinderen verwekt bij wijlen IJtje Jans Clompmaker gaan over tot een deling. Hendrick krijgt het huis en hof, bouw- en weiland te Reek met de lasten; het gedeelte in den kleinen Grundelingh, alle roerende goederen en activa en passiva; een obligatie van 50 gulden ten laste van Bastiaen Henrix te Reek. De kinderen krijgen ieder hun deel van de 1150 gulden die Lindert en Derck van Dijck uit de boedel hebben getrokken. Ze moeten aan de andere drie kinderen 230 gulden betalen en dat hebben ze bij deze ook gedaan. De kinderen samen krijgen 1325 guldenop het dorp Velp, huis, hof en land aangekocht van Erke de Bruijn; Cuijxkamp; den Melcksteeg, Vallixkamp, den langen mergen; de Dijkdel; Jan de Clompmakers campke; de helft van 5 parten in de Holtient, waarvan Hendrick Fransen levenslang het vruchtgebruik heeft. Geprotocolleerd op 08-04-1718.

71 Gerardus Hendrikus van Hout koopman te Mill; Barbara Elisabeth van Hout weduwe van Gerardus van Hoorn te Boxmeer als voogdes over haar drie kinderen Cornelia Francisca, Elisabeth Francisca Clara en Francisca Maria van Hoorn; Martinus Reijnen molenaar te Wanroij als voogd over zijn minderjarig kind Allegonda Aloysia Reijnen uit huwelijk met wijlen Hendrica van Hout; Wilhelmus Antonius Reijnen koopman te Wanroij voor zich en als lasthebber van Maria Anna van Hout, Allegonda van Hout winkeliersters beiden te Mill, Josephus Gerardus Reijnen molenaar, Gerarda Cornelia Reijnen, Antonius Cornelis Reijnen molenaar, de laatsten wonende te Wanroij, Helena Jacoba Reijnen religieuze te Tilburg, Cornelis Johannes Jacobus van Hoorn priester te Haaren, Cornelia Gertruda Maria van Hoorn religieuze te Sint Oedenrode; Wilhelmina Lamberdina van Hoorn te Boxmeer; Wilhelmus Johannes van Hoorn molenaar te Heesch voor zich en als toeziend voogd over de onder 2 genoemde minderjarigen en Johanna Maria van Hoorn te Boxmeer gaan over tot scheiding en deling van enige onroerende goederen onder Reek en Appeltern uit de nalatenschappen van Cornelia van Amstel weduwe van Wilhelmus Hout en van Henricus Gerardus van Hout. Het onroerend bestaat uit bouw- en weiland en percelen dennenbos heide en hakhout te Reek en een perceel uiterwaard te Appeltern. De waarde van de boedel bedraagt fl. 15310

138 De erfgenamen van wijlen Gerit Aerts en zijn vrouw Enneken Jan Tonis gaan over tot deling van de erfgoederen, huis, hof, bouw- en weiland, groot circa 7 morgen. Enneken heeft dit goed als weduwe gekocht van Maria van den Hoogen, weduwe van Jan van der Merck. Jan Gerits en zijn vrouw Jenneken van Berckel aan de ene kant en Antoneth en Jenneken Gerits aan de andere kant, krijgen ieder de helft. Ze betalen daarvoor 1110 gulden waarmee de andere erfgenamen worden afgekocht. Dat zijn, Aert Jacobs als vader, geassisteerd door Jan Willemen (hij tekent als Willems) als momber over de kinderen, uit het huwelijk van Aerd Jacobs en wijlen Marij Gerits; Dirck van Hooren als momber over de kinderen van wijlen Wouter van Hooren en Dirsken Gerits.