Notaris-, schepen- en andere akten

zekere bouwhof, genaamd den Claesstok te Haps om te ontkomen aan grote onkosten voor onvermijdelijke reparaties maar ook om met de opbrengst te kwiteren een daarin gevest kapitaal van 1950 gulden met intrest t.b.v. Jan Sweermans te Cuijk. De koper Godefridus Braeningen wonend te Grave heeft het surplus van die som ad 675 gulden onder zich gehouden en daarvan t.b.v. verzoeker’s minderjarige kinderen in de eigendom een vest-of custingsbrief gerechtelijk gepasseerd en de bouwhof speciaal verbonden. Omdat de verzoeker zich bevindt in een zeer armoedige staat en niet bij machte iets tot onderhoud en voedsel van hem en zijn vrouw met 2 minderjarige kinderen bij te dragen zoals blijkt uit de Akte voornoemd (Grave d.d. 31 December 1750) heeft Braeningen zich laten bewegen om tot alimentatie van verzoeker’s 2 kinderen in mindering van het kapitaal te verstrekken 2 gulden per week. Verzoeker verzoekt gezien zijn armoede en onmacht om zijn kinderen te kunnen opvoeden het kapitaal ad 675 gulden in plaats van de bouwhof te ontslaan. Godefridus Braeningen autoriserende tot deze successieve betalingen met het gevolg dat na vermindering van het kapitaal de intrest daarmee zal komen te verminderen. Aldus hebben wij besloten om het kapitaal van 675 gulden in plaats van de bouwhof van de band van fidei-commis te ontslaan en de verzoeker te permitteren daarvan na aftrek van kosten en hetgeen reeds door debiteur is voorgeschoten te mogen trekken 13 gulden per maand of 2 gulden per week tot onderhoud van zijn vrouw en 2 minderjarige kinderen. Verder autoriseren wij Godefridus Braeningen tot successieve betalingen met het effect dat na de vermindering van het kapitaal de intrest daarmee zal komen te verminderen. Gedaan te ’s Gravenhage in de genoemde Raad 12 Januari 1751. Het hier boven geregistreerde is met het origineel instrument akkoord bevonden te Cuijk in dato als boven Quod attestor. D.v. Hoijtema, Landschrijver