Notaris-, schepen- en andere akten

4 Mr. J.A. Verheijen, baljuw; P. van Raaij en P. Steenmans en J.F. van den Heuvel, schepenen van de rechtbank van Boxmeer zijn, op verzoek van Mr. Perrot, inspecteur administratief der domeinen, naar het huis gegaan van Edmundus Ruijs, rentmeester der domeinen en geestelijke goederen onder de stad Grave en het Land van Cuijk, om proces verbaal op te maken van de gebeurtenis aldaar in de avond van 31 juli en welke is gemeld op 1 aug. j. l. Het slot op de deur van de bureaukamer is intact en na dit geopend te hebben, is men binnen getreden. Binnen is nog een andere deur met ook een slot die leidt naar een aangelegen kamer en dit slot is ook intact. Ze zien verbrande papieren liggen en er is ook brand op 3 planken van de vloer geweest. Dicht bij de een kachel ligt ook papier dat gedeeltelijk is verbrand. Er hangt wat roet aan het plafond, er staan 2 rieten stoelen dicht bij de kachel waar brand is geweest en er worden nog een aantal sporen verder onderzocht. Dhr. Ruijs denkt dat het vuur is ontstaan door een houtspaander uit de kachel die oversprong naar papier dat daar waarschijnlijk door onvoorzichtigheid van een personeelslid, genaamd G.J. Gombert was neergelegd. Deze is ’s avonds tussen 7 en 8 uur aldaar nog geweest om een briket bij de kachel te leggen. De vrouw van dhr Ruijs heeft het vuur ontdekt. Zij kwam die avond tussen 10 uur en half 11 in een aangrenzende kamer, welke kamer zij tussen 8 en 9 uur had verlaten en toen had zij nog niets gemerkt. Het is nog niet precies bekend welke papieren zijn verbrand, maar thans ontbreken een handboek betreffende grondpachten over de jaren 1801 tot en met 1809; nog een handboek betreffende grondpachten in het dorp Oploo van 1803 tot en met 1808; een handboek met debiteuren betreffende het gebouw der religieuzen te Grave van 1805 tot en met 1809; een boek van ontvangsten over 1806 t/m 1809; een boek van ontvangsten betreffende tolrecht van wegen van Grave en Cuijk van 1805, 1807 en 1808. Akte in het Frans gesteld.