Notaris-, schepen- en andere akten

4 Rekest van Catharina Battem weduwe Proeningh en Johan Willem Munts inhoudende da de supplianten bij een voorgaand rekest op naam van Jan Dirx haar Ho: Mo: hadden bekend gemaakt dat drie juffen, twee uit het stift Hoijdoncq [vgl. Hooidonk] en een uit Binderen [er staat Beynderen] religieuzen zijnde geworden, en lange jaren zijn geweest in het klooster van St. Gerlagh op de Spaanse bodem [blijkt in het land van Valkenburg te zijn zie 788] en zo hun jaarlijkse pensioenen waren strekkende tegen haar Ho: Mo: resolutie van 3 december 1650 ten tijde dat ze uit het klooster waren gezet, verzoekende dat haar Ho: Mo: de supplianten geliefden te accorderen een derde deel van de voorschreven traktementen, zullende als dan het land nog 800 gl. jaarlijks profiteren, maar dat het wachten op advies van de rentmeester Van Daelhem en andere heel sober zoude moeten uitvallen door dien de papen en monniken aldaar waren geweest en niet liever als een favorabel advies voor hare religieuzen zouden geven, kunnende haar Ho: Mo: lichtelijk afnemen wat van die kant te wachten stond; een kopie wordt doorgestuurd naar de generaliteitskamer. – zie ook folio 65, folio 148, folio 192 waar staat Catrina Pouttem weduwe Prounincx waar het gaat over Juffrouw Van Eijck, folio 232, 447

98 Rekest van Anna Maria Tromp weduwe van Nuland te kennen gevende dat wijlen Johan Gans in zijn leven Heer van Bommenede in 1659 van de Ed: Mo: publiek heeft gekocht het huis en klooster van Binderen met alle hoeven en landerijen en alle gerechtigheid tot klooster en hoeve behorende, zo en gelijk de abdisse die heeft gebruikt en in verhuring heeft uitgegeven en voorts mede zo als de pachters de goederen toen waren bezittende en gebruikende; dar eertijds de abt van Floreffe en daarna de abt van postel gehad heeft de tienden onder Helmond en vervolgens ook over de genoemde landerijen van het klooster Binderen uitgezonderd dat de landerijen welke gebruikt werden door het genoemde klooster ten tijde van de genoemde abdisse nooit zijn getiend, maar dat de andere hoeve en landerijen samen groot ca. 200 lopensen, mede gehorende aan het huis van Binderen in die tijd alleen zijn getiend en dar daarenboven nog uit de hoeve en landerijen zijn geleverd aan de prelaat van Floreffe of zijn pachters jaarlijks 30 vaten half rogge half gerst; dat naderhand de man van de suppliante en na zijn dood de suppliante zelf dat recht ook hebben behouden tot het jaar 1710, toen de abt van Postel eigenaar van de tienden was en mr. Anthony Molemakers zijn rentmeester was, die dezelfde tienden toen heeft verpacht en de pachters sustinerende dat de voorschreven landerijen die bij het huis en klooster altijd gebruikt zijn ook te mogen tienden in plaats van de te ontvangen 30 vaten koren; de suppliante heeft zich toen gewend tot de Ed: Mo: en verzocht haar te handhaven in dat recht; het rekest is overhandigd aan rentmeester des Tombes om de abt gehoord hebbende de Ed: Mo: daarover te berichten en daarop is door de abt geen verder vervolg gegeven over deze zaak die genoegen neemt met de levering van de 30 vaten; Anthony Molemakers heeft inmiddels de eigendom verkregen [met nadere details]

36 Rekest van Johanna Sophia van Eijck, Johanna Bertrauw van Pollart en Anna Sophia van Pollart kanunnikessen van het adellijk stift van Hooidonk of Hoijdonck en Binderen die verzoeken dat de Ho: Mo: niet zullen disponeren op een rekest van Jan Dircksz. dat nadeling voor hen uitpakt.- zie ook folio 958 reactie van rentmeester Van Heurn i.v.m. de pensioenen van genoemde juffrouwen waarvan een kopie wordt doorgestuurd naar de generaliteitsrekenkamer, folio 965.

11 Missive van rentmeester des Tombes over het te koop stellen van de goederen van Jan Martens cum suis te Deurne belast met een roggepacht van 84 vaten rogge aan het Convent van Binderen t.b.v. zijn kantoor tegen 8 stuivers per vat, in welke akte ook de kapel te Beek en Donk wordt genoemd die zou zijn ingestort en opgebouwd moest worden