Notaris-, schepen- en andere akten

67 Verslag van ondervraging van gedaagde Peter Jansen Peijnenborgh en Nicolaas Francken Oerlemans: Gedaagden, gevraagd naar hun leeftijd, verklaren ca. 30 respectievelijk ca. 40 jaren oud te zijn; Zijn zij op zondag 26-9-1751 in huis van Peter van Geemert, schepen van Cromvoirt, geweest? De gedaagden verklaren zondag na de kermis van Cromvoirt daar geweest te zijn zonder exacte datum onthouden te hebben; Waren aldaar aanwezig Willem van den Braak, Willem Boons, Peter Peijnenborg, Cornelis Danckloff en zijn echtgenote en Peter van Geemert. De eerste gedaagde verklaart aldaar gezien te hebben Willem Boons, Willem van den Braak, Nicolaas Oerlemans en Cornelis Danckloff. De tweede gedraagde verklaart aldaar gezien te hebben Willem van den Braack, Willem Boons, Peter Peijnenborgh, Dirk Verhoeven en Huijbert de Snijer; Hebben zij gezien dat Willem van den Braak en Willem Boons kaart hebben gespeeld? Beide gedaagden antwoorden hierop met ja; Hebben zij gehoord dat Willem van den Braack tegen Willem Boons heeft gezegd dat hij vals speelde en dat zij daarop gestopt zijn met spelen en bij haard zijn gaan zitten? De gedaagden verklaren dat er enige woorden zijn gevallen over kaartspel en dat spelers gestopt zijn met kaarten en bij vuur zijn gaan zitten; Hebben zij gezien dat Willem Boons met een tang op hoofd van Van den Braack heeft geslagen? Beide gedaagden verklaren dat zij gezien hebben dat Willem Boons met tang heeft geslagen maar niet gezien hebben of hij hem heeft geraakt. Kort nadien hebben zij wel gezien dat Van den Braak bloedde aan zijn hoofd; Heeft gastheer Peter van Geemert gezegd dat hij met ruzie niets te maken wil hebben en hen gezegd heeft zijn huis te verlaten? Beide gedaagden verklaren dat zijn echtgenote dit heeft gezegd; Hebben gedaagden gezien dat Van den Braak en Boons door achterdeur weg zijn gegaan? De eerste gedaagde zegt ‘ja’ en de tweede gedaagde zegt dit niet te weten omdat hij bij de 4 anderen is blijven zitten;

66 Op verzoek van Isaac Verster als stadhouder van weledelgestrenge heer Cebes van Leijssen, Hoofdschout van het Kwartier Oisterwijk is Francis van Asten, dienstknecht van Gijsbert van den Braack gedaagd en onder ede ondervraagd. De gedaagde heeft op gestelde vragen volgende antwoorden gegeven: De gedaagde, gevraagd naar zijn leeftijd verklaart jonger te zijn dan 21 jaren; Is hij zondag 26 september 1751 in huis van Peter van Geemert, schepen van Cromvoirt, geweest? De gedaagde verklaart zondag na kermis van Cromvoirt daar geweest te zijn zonder exacte datum te kennen; Waren aldaar aanwezig Gerrit Jan Peijnenborgh, de zoon van Jan Pullen en de zoon van Anneke Banckmans? Gedaagde verklaart dat aldaar aanwezig waren: Gerrit Jan Peijnenborgh, de zoon van Anneke Banckmans en Peter Danckoff samen met Peter van Geemert, alle uit Cromvoirt, zonder van andere of meerdere personen te weten; Heeft gedaagde gezien dat Gerrit Jan Peijenborgh bij deur van Peter van Geemert mes heeft getrokken waarmee hij gedaagde snee op zijn linkerarm heeft toegebracht? De gedaagde verklaart dat hij ’s-avonds als laatste van de 3 eerstgenoemde personen is vertrokken. Bij de deur aangekomen denkt hij dat Gerrit Jan Peijnenborgh hem een snee heeft toegebracht op zijn linkerarm maar als gevolg van de duisternis kan hij dat niet aantonen omdat zowel vóór als na dit gebeuren tussen hen geen ruzie is gemaakt of woorden zijn gevallen en omdat de gedaagde direct hierna naar huis is gegaan; Op vraag of gedaagde nog meer weet van dit voorval antwoordt hij hiervan niets meer te weten; Op vraag of gedaagde bereid is onder ede te bevestigen dat hij niets heeft verzwegen of achtergehouden, verklaart hij daartoe bereid te zijn.

116 Procesverbaal
ten verzoeke van 1e. Hendricus van Leeuwen en 2e. Willem van Leeuwen beiden woonende te Oijen, 3e. den Heer Adrianus Sengers Jacobuszoon, burgemeester der gemeente Oijen en Teeffelen wonende te Megen als als bij vonnis der Arrondissements Regtbank te 's Hertogenbosch van den 20 September dezes jaars benoemd tot onzijdig persoon om hen die ingebreke blijven om aan de werkzaamheden dezer scheiding deel te nemen te vertegenwoordigen.
Zijnde daarbij niet verschenen Johannes van Leeuwen wonende te Oss en Adrianus Vorstenbosch gehuwd met Maria Catharina van Leeuwen beiden wonende te 's Hertogenbosch eischers tegen Hendrica van Leeuwen, Willem van Leeuwen, Hendricus van Leeuwen, allen wonende te Oijen en Lambertus van Gemert als gehuwd met Wilhelmina van Leeuwen, fabriek arbeiders wonende te Burgwaldniel bij Dülken Kreiz Kempen Pruissen waarbij de verschenen personen hebben te kennen gegeven van oordeel te zijn, dat de onderwerpelijke goederen tot geen verdeeling vatbaar zijn

18 Procesverbaal van ophouding
ten verzoeke van 1e. Johanna Ramaer weduwe van Jan Arend van der Kaaij te Oijen in eigennaam en als moeder en wettige voogdes over hare twee nog minderjarige kinderen in echt verwekt bij haren genoemden overleden man genaamd Jan Hendrik en Johannes Albertus van der Kaaij, 2e, Marinus Josephus Ramaer te Maasbommel woonachtig als toeziende voogd over gemelde minderjarigen, uit krachte der magtiging van de arrondissements regtbank te 's Hertogenbosch van den 30 Mei 1877