Notaris-, schepen- en andere akten

306 Wij schepenen verklaren hierbij plechtig dat hier in volle vergadering is verschenen Agnees dochter van wijlen Peter Weijhaesens en heeft zich beklaagd over een jaarlijkse pacht van 11 lopen rogge, maat van Boxtel, steeds te betalen op St. Andriesdag binnen de bruggen te leveren, welke pach twee jaar onbetaald is gebleven. Die pacht had Gijsbrecht van Hoelt belooft aan Godevaert wettige zoon van Godevaert Weijhase en aan diens nicht Agnese wettige dochter van Peter weijhase, op onderpand van een perceel genoemd dat Loeckt, gelegen te Boxtel te Tongeren, belendend Laureijs van Houweschoet, Ghefaaert Gheenen en diens kinderen, de gemeenschappelijke straat. Nog op onderpand van 3 lopenzaad land gelegen alhier aan de Roent aan de Loovonder, genoemd den Grootacker, belendend Jan Laureijs Huijben de jonge, Wouter Adriaens, Peter Molengraefs, Willem Elias, alles volgens de schepenbrief van Boxtel d.d. 23 februari 1482. De schout heeft daarop door ons schepenen vonnis laten wijzen waarbij aan Agnees wordt toegestaan haar vorderingen op de onderpanden te verhalen. Er is publikatie in Den Bosch gedaan zoals gebruikelijk is en er wordt toegestaan dat het bezit openbaar wordt verkocht waarbij de rechten van anderen ook gerespecteerd dienen te worden. Het bezit is verkocht aan Wouter Ariaens voor de 11 lopen rogge per jaar en de achterstand en de kosten van de procedure. Datum de 22ste dag in de oogstmaand anno 1505. (oogstmaand is augustus)

268 Jan wettige zoon van Cheris van de Lare heeft zich beklaagd over een achterstallige betaling van een rente van 3 en een half pond per jaar van elk 7 stuivers, die een jaar onbetaald is gebleven, welke rente Christiaen Gerit Bollens van Vught had beloofd en verkocht op onderpand van al diens bezit, af te lossen tegen 21 gouden peters van elk 19 stuivers etc. alles volgens de brief d.d. 3 maart 1495. Genoemde Jan heeft daarom beslag laten leggen op het huis, tuin en erf van genoemde Korstijaen gelegen te Boxtel binnen de bruggen, belendend Arijaen Engbrechts de Cremer, Marten Janssen van Dorne, de straat daar, het water genoemd de Weijer. (doorgestreept is dat er publikatie in Den Bosch heeft plaatsgehad). De schout heeft daarop vonnis laten wijzen voor zijn achterstand dat het bezit in het openbaar verkocht gaat worden zoals het hoort. Daarna is het is verkocht aan Willem Engbrechts van de Berselaer voor de achterstalligheid. Datum 28 mei 1505.

124 Schepenen verklaren dat voor hen en de schout in de voltallige schepenbankvergadering is verschenen Aert Pauwater die zich heeft beklaagd over de betaling van 2 mud rogge per jaar, maat van Boxtel, steeds op Maria Lichtmisdag te leveren binnen de bruggen, die 3 jaar achterstallig is, welke pacht Gerit Claessen die men ook wel Coel Hannen noemt, eerder had beloofd aan Dirck Scut danwel die daar recht op hebben, op onderpand van een akker een eeuwsel gelegen in het Cleijn Cruijsbroeck alhier, belendend Jan Gestelmans, Andries die Wecker, Yevels Andriessen. Dat perceel had Dierck Schut erfelijk verpacht aan genoemde Gerit Claes voor die 2 mud rogge per jaar volgens de schepenbrief van Boxtel d.d. 1429 op St. Brigidenavond. Deze achterstand is ons voldoende gebleken en we geven Aert Pauwater toestemming om zijn vordering op het onderpand te mogen verhalen en het bezit in het openbaar laten verkopen. Omdat er niemand meer is gekomen die er meer voor wilde bieden is de koop gegund aan vermelde Aert Pauwater. Als de heer van Boxtel er zelf ook een vordering op zou hebben is de koop een *weer* voor zover wij schepenen daar zeggenschap in hebben.Datum 13 maart. (1504)

2 Voor schepenen is verschenen Aelbrecht Jan Reijners die zich beklaagd heeft over een achterstallige rente van 8 ponden paijment van elk 7 stuivers, die 3 jaar onbetaald is gebleven, welke rente Jacop Cremers eerder had beloofd aan Jan als wettige zoon van Roelof Moelenaers, op onderpand van een huis, tuin, hofstad etc. gelegen te Boxtel onder Onrode, belendend Meeus Mombers en diens broer Herman, de gemeenschappelijke straat, volgens de brief van Boxtel 17 januari 1498. Die rente had Jan Roelof Moelenaers daarna overgedragen aan Aelbrecht Jan Reijners volgens de schepenbrief van Boxtel d.d. 6 mei 1502. Daarop heeft de schout bepaald dat de schepenen recht spreken en dat hij zijn vordering op het onderpand kan verhalen. Daarna is de procedure vervolgd en Aelbrecht wordt toegestaan het bezit in het openbaar te verkopen, waarbij de aanspraken van anderen gerespecteerd dienen te worden. Omdat er verder niemand een bod heeft gedaan is de koop toegewezen aan genoemde Aelbrecht voor diens achterstallige vordering. De koop is een *weer* als de heer daar een vordering op heeft en voor zover wij als schepenen daarin zeggenschap hebben. Voorzien van het schependomszegel.Datum 1 maart 1503.