De wederopbouwwet is van 1946 en zou tot 1965 van kracht blijven. Berucht is artikel 20 van de Wederopbouwwet, dat gemeenten toestond om te bouwen of verbouwen (dus met toepassing van art. 20 wederopbouwwet). Onder bijzondere tijdsomstandigheden hoefde aan de voorwaarden van bouwwerken zoals bepaald in artikelen 1 en 2 en paragraaf 7 van de Woningwet en de bouwverordening van die plaats niet voldaan te worden. Onder de vele waarborgen wordt in dit artikel 20 de mogelijkheid geopend tot het verlenen van een "tijdelijke"bouwvergunning. De termijn was 10 jaren. Goedkeuring werd gegeven door Gedeputeerde Staten. Na 10 jaren zouden de tijdelijke bouwwerken opnieuw onder de regels van de woningwet vallen en mogelijk moeten worden afgebroken. Beroep hierop was mogelijk.
Een van de faciliteiten bestond uit de herbouwplicht. De eigenaar ontving een vergoeding en werd verplicht zijn verwoeste huis of pand te laten herbouwen. Bouwondernemingen konden de herbouwplicht overnemen waardoor de herbouw snel kon verlopen. Daarnaast werd het mogelijk deze plicht aan de gemeente over te dragen. Bij de gemeente konden belanghebbenden die bepaalde panden wilden herbouwen wederom deze herbouwplicht verkrijgen.