Mijn heeroom broeder Otto, ook wel de broeder met de hond genoemd, was trappist. Hij hield vogeltjes en had bijen en een hond. Als kind kwam ik daar een maal per jaar met mijn hele familie omdat er dan een mis gelezen werd voor mijn oma van moeders kant, zij was een zus van broeder Otto, en na de mis gingen we naar de vrouwentuin. In de vrouwentuin was een kleine speeltuin en een groot grasveld waar we konden ravotten. Mijn moeder en tantes maakte in de grote keuken die erbij was soep en smeerden broodjes voor iedereen. We mochten ook altijd naar de opgezette dieren gaan kijken, die stonden in een ruimte boven de toegangspoort. Wij leefden altijd naar deze dag toe. Ook kwam broeder Otto regelmatig naar ons thuis om honing te brengen, we waren door het dolle heen als we hem in zijn bruine pij de straat in zagen fietsen, dan hadden we geen tijd meer voor vriendjes en vriendinnetjes. Later toen ik al op de middelbare school zat ging ik regelmatig naar "ome Jo" toe om hem te bezoeken, ik mocht dan met hem naar de grote tuin achter het klooster en mocht ik ook het zwembad zien, dat was een hele eer omdat dat streng verboden was voor buitenstaanders. Mijn man (toen nog vriend) heeft in de jaren 80 nog een fotoreportage over broeder Otto mogen maken in de abdij.
Helaas leeft mijn oom niet meer en mis ik nog steeds de bezoekjes aan hem, ik heb daar een geweldige tijd gehad.
NOOT VAN DE REDACTIE (4 juni 2020): Jacqueline heeft nog een bidprentje van broeder Otto opgestuurd. Daarom is deze reactie ook als verhaal opgenomen op deze website.
Klik hier om dat te lezen.