Kapelaan van Mechelen was een van de priesters die vast in de pastorie woonde. Het was een hartelijke man die ook wel wat kon hebben en ook de koster kalmeerde als we weer eens de ampul met miswijn hadden leeg gedronken. Of de op de tafel klaarliggende albe voor de eerstvolgende mis aan de kapstok hadden gehangen, zodat de koster moest opdraven om dat kledingstuk alsnog te voorzien. De kapelaan had dat ding wel zien hangen, maar deed net alsof hij van niks wist. Als de koster dan weg was lachte hij hard mee en zei tussendoor dat we dat niet meer mochten doen. Maar tijdens de mis was hij heel stipt en strikt. Wel doen zoals het hoort en op het juiste moment. Ook niet te zuinig zijn met de wijn als je die over zijn vingers in de kelk moest gieten. Van andere kapelaans kan ik mij niet zoveel herinneren en ook van de pastoor niet. Die was niet zo erg groot en was ook wel aardig, maar het was de pastoor en dus een trapje hoger dan de kapelaans. Tussen de pastorie en de meisjesschool lag een flinke tuin waar enkele fruitbomen stonden. Tegen de tijd dat de vruchten rijp waren voor consumptie waren de kraaien ook op het feest aanwezig. Dat was niet zo moeilijk, want ze hadden hun nesten boven in de bomen gemaakt. De pastoor, door de ervaringen van vorige jaren slim geworden, vroeg ons in het voorjaar om die nesten uit de bomen te halen. Dat deden we toen met plezier, want we hoefden dan niet naar school en kregen van de pastoorsmeid na gedane arbeid wat lekkers en een glas gazeuse (priklimonade).
We hadden in de kerk tijdens de missen ook een Suisse (spreek uit als: swies) rondlopen. Gekleed als een soldaat van de Zwitserse Garde compleet met een soort hellebaard liep hij statig rond en riep ceremonie verstoorders tot de orde met een klop op de grond van zijn lans en zijn immens strenge blik. Ook mensen die achteraan bleven staan werden door hem met sterkte aandrang naar een vrije plaats begeleid, al was het helemaal vooraan.
De kerk zelf was niet echt groot en had een ronde vorm, terwijl de meeste kerken in Breda een kruisvorm hadden. Aan de voorkant was een entree met aan beide zijden een toren waar de kerkklokken in hingen. Als die moesten luiden vroeg de koster, als ie overliep van het werk, ons misdienaars wel eens om de klokken te luiden. Dat was niet tegen dovenmansoren gezegd, en al in vol ornaat voor de mis gekleed lieten we ons aan het touw omhoog en omlaag zwieren totdat de koster ons kwam aanmanen niet al te enthousiast te doen.
Na mijn lagere school ging ik naar een internaat en was ik weg uit Breda. Toen ik terug in Breda kwam, was de kerk niet meer in gebruik. Ik werd toen acoliet in de Sint Jozefkerk aan de Oranjesingel. Met weemoed heb ik aan de overkant van de Tramsingel staan kijken hoe de sloophamer zijn werk deed.