Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.

Reacties (53)

Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 13 november 2023 om 12:48
7 nieuwe foto’s van kleinseminarie Sparrendaal in de jaren vijftig en zestig. Het betreft een tweede verzameling foto’s van Ries Adriaansen (foto's zijn daarom doorgenummerd), uit de tijd dat hij op dit internaat verbleef. Wederom veel dank voor een prachtige bijdrage. Reacties welkom.

8. Het voetbalelftal 1963. de Paters. Tradionele wedstrijd 1 x per jaar. De Paters tegen het Leerlingenelftal.

9. Optreden muziekavond 1963. Die Zauberflote. Ries Adriaansen. Trompet. Thijs de Gooyer. Klarinet.

10. Jan Smeets. Optreden tijdens de jaarlijkse muziekavond. 1963. Een rock a roll nummer. Buiten mededinging!

11. Reparatie van de Voliere. Ries Adriaansen. 1963

12. Het klastoneel. 1962. Klas 5 speelde Elkerkyc.

13. Het klastoneel. Klas 4 in 1962. Lof des zotheid.

14. Een annonce in de krant.

Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 6 november 2023 om 12:30
Dag Isabel, dank voor je reactie en wat leuk dat je vader op een van de foto's te zien is! En dat je nog zoveel foto's uit zijn kostschooltijd hebt bewaard. Ik weet niet precies hoe je dat album gaat maken, maar je zou ook ons (het BHIC) wat foto's kunnen sturen, die we dan hier aan je reactie toevoegen. Daar kan dan een link bij naar de vindplaats van het complete album elders online? Mocht je foto's willen mailen dan kan dat naar info@bhic.nl o.v.v. internaat Sparrendaal Vught, dan komt het bij mij en dan voeg ik ze toe. Hartelijke groet,
Isabel vd Zande zei op 1 november 2023 om 22:40
Zojuist op deze pagina terechtgekomen. Mijn vader (Joop van de Zande) zat ook op Sparrendaal en ik herken hem op 1 van de foto’s van Zef Gielen. Ook hij is naar de Filipijnen vertrokken voor maar liefst 11 jaar. In 1986 is hij op 53 jarige leeftijd overleden.
Heb nog heel veel foto’s uit die tijd. Ik ga m’n best doen om deze in een album te zetten om te delen voor de liefhebber.
Mocht er nog iemand zijn die verhalen weet te vertellen over mijn vader, graag!
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 23 oktober 2023 om 11:08
Ries Adriaansen stuurde ons deze foto’s uit zijn tijd op het kleinseminarie Sparrendaal (1957 - 1963), waarvoor dank!

1.

2.

3.

4.

5.

6.

7.

Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 4 juli 2022 om 11:14
Hallo Fer, ik zal achter de schermen contact leggen. Ik zal Theo vragen of hij zijn mailadres wil delen en het kan zijn, dat hij dan direct contact met je opneemt.
Fer Harleman zei op 2 juli 2022 om 19:31
Kan iemand mij helpen aan het emailadres van Theo Aben ivm een reunie?
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 22 september 2021 om 12:18
Hallo Rob, ik reageer hier namens het Brabants Historisch Informatie Centrum ( https://www.bhic.nl/het-geheugen-van-brabant ). Deze pagina maakt deel uit van onze internatenkaart van Brabant ( https://www.wierookwijwaterenworstenbrood.nl/ontdekken/ons-brabant/rk-internaten ), die weer onderdeel is van onze themasite over het katholieke verleden van Brabant ( https://www.wierookwijwaterenworstenbrood.nl/ , met daarop o.a. alle kerken, kloosters en Lourdesgrotten in Brabant op een kaart gezet, info over alle soorten paters, broeders en zusters). En dat is dan weer een van onze projecten. Hier een overzicht van enkele andere: https://www.bhic.nl/ontdekken/ons-brabant
Hier vind je nog wat meer informatie over de opzet van specifiek het internatengedeelte: https://www.bhic.nl/ontdekken/verhalen/hemel-of-hel-op-kostschool en https://www.bhic.nl/ontdekken/ons-brabant/internaten/help-ons-met-de-internatenkaart
Hartelijke groet en nog bedankt voor je reacties!
Rob Vredeveldt zei op 21 september 2021 om 21:43
Huib Oosterhuis, dat was hem! Trouwens, jullie lijken ook aardig ingevoerd in deze religieuze geschiedenis. Wie zijn jullie en wat drijft jullie in dezen? Ik verwonder me erover dat ik jullie vrij gemakkelijk persoonlijke info verstrek, dat is toch ook jullie verdienste!
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 21 september 2021 om 07:31
Dank voor deze uitleg Rob, wat een verschil als je het zo leest. Die andere docent in Amsterdam zal Oosterhuis zijn geweest. Dat is al een verhaal op zich kan ik mij zo voorstellen, die periode in zo'n vooruitstrevend college en dan precies in die periode van Vaticanum 2 en Pastoraal Concilie.
Rob Vredeveldt zei op 20 september 2021 om 15:10
Op Sparrendaal had ik het gevoel 6 weken achtereen opgesloten te zijn .Je mocht niet van het terrein af,( waar moest je naar toe trouwens?) ik herinner me nog een nachtelijke escapade naar Helvoirt, maar daar was niets te beleven. Bij mijn weten kon je er alleen maar voetballen ( hield ik toen niet van) en kon je met een paar 100 jongens naar een klein z/w tv scherm kijken (dwz. als er voetbal was. )Ik kreeg dan altijd wel toestemming om vroeg naar te bed te gaan( wel meteen het licht uit!) Hoewel ikzelf nooit ben geslagen was ik voortdurend op mijn hoede voor Buf. Dat gaf misschien nog wel het meeste gevoel van onvrijheid! Ik heb de man nog wel eens ontmoet in de jaren 90, bij een bezoek aan Sparrendaal , een vriendelijk oud mannetje! Behalve de ijzeren tucht was er ook veel discipline; je hele dag van 's ochtends 06.00u tot 's avonds 21.00u was voor je ingevuld met louter studie en gebed. Meisjes zag je al helemaal niet.
Op Canisius college waren er veel meer kleinere couren. een voor de eerste, en een voor de tweede, en een voor de derde en vierde klas. Op zo'n cour was je dan met ca. dertig jongens en twee surveillanten. Tv kijken kon daar dan gewoon en je kon ook Nijmegen in zonder problemen. Bovendien kon je wat vaker een week end naar huis. Eerlijk gezegd denk ik dat de Jezuïeten pedagogisch meer 'verlicht' waren, de sfeer was meer intellectueel dan gelovig.
En het Ignatiuscollege in A'dam was toen landelijk bekend vanwege zijn vooruitstrevendheid met de studenten ecclesia. van Kilsdonk, Huibregtse en nog wat namen waar ik nu niet op kan komen ( hoe heette die liedjesschrijver, vriend van Beatrix ook al weer?) Die opereerden toentertijd vanuit het IG. Met name op die tijd kijk ik nog wel met plezier terug.
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 20 september 2021 om 12:39
Bedankt voor deze bijdrage Rob en de link naar de documentaire. Heel bijzonder, met die oude beelden van het internaat, de missie, de paters en hoe het ze na alle ontkerkelijking is vergaan. Wat een jaar moet dat zijn geweest, voordat je naar de jezuïeten ging. Als je nog eens meer erover wilt vertellen, je bent welkom. Waar moeten we bij die beperkte vrijheid bijvoorbeeld aan denken en hoe was dat bij de jezuïeten anders? En hoe kwam het dat je na een jaar naar de jezuïeten kon?

Mocht je die foto's nog eens tegenkomen, dan houden wij ons van harte aanbevolen. Je zou ze kunnen mailen naar info@bhic.nl , dan voegen wij ze hier toe en als je wilt ook aan onze fotocollectie.
Rob Vredeveldt zei op 18 september 2021 om 21:02
Na het zien van deze docu: https://www.youtube.com/watch?v=1eRSVE2bHgU&ab_channel=kikondo6972 behoorlijk triest aan het googelen geslagen en kwam op deze site uit. Ik heb één jaar op Sparrendaal gezeten ( 1963-1964) en herken alle verhalen van hierboven. Ik moet ergens ook nog veel foto's hebben liggen. Ik had na twee weken al mijn buik vol; veel heimwee, we liepen langs de stinksloot het weiland in, het hek van prikkeldraad over en dan zag je in de verte de snelweg liggen en met gunstige wind kon je de auto's horen die in mijn beleving allemaal naar Amsterdam reden. Ik was me dood geschrokken van het 'geweld' van Buf, ik herinner me dat hij om niets jongens in elkaar sloeg. Als dit nu Christelijke naastenliefde was... Ik voelde me na dat kennismakingsweekend ook min of meer verplicht om te komen en ik vraag me nu af of dit een ware roeping was of meer een geslaagde ronselpartij. Kort daarna - op mijn dertiende- ben ik helemaal mijn geloof verloren, ben de rest van middelbare schooltijd opgevoed door Jezuïten ( Ignatius A'dam en Canisius college Nijmegen) hetgeen ik als een verademing heb ervaren. Geen slaan en veel meer vrijheid. En om nu terug te komen op mijn begin: ik heb eigenlijk gewoon te doen met die Paters die zich afvragen wat hun arbeid nu eigenlijk heeft betekend en dat het niet veel heeft bijgedragen aan de realisatie van hun idealen. Alleen, zonder familie achtergebleven in een huis dat onder hun kont wordt afgebroken. Het is een hele tijd geleden dat ik de tranen over mijn wangen voelden biggelen... Met een beetje pech had ik ook bij hen gehoord...
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 8 juli 2021 om 07:53
Bedankt Ad voor deze correctie, we gaan het aanpassen. Hartelijke groet,
Ad van Heeswijk zei op 6 juli 2021 om 20:08
Als ik als oud-Xaveriaan (maar dan van de Steffenberg) een kleine correctie mag aanbrengen: bij Foto 1 van W. Janssen Steenberg wordt de gymleraar dhr Frans Baerwaldt opgezadeld met de bijnaam 'Paling'. Die bijnaam hoorde echter bij zijn voorganger, dhr Jules Scherer. Dhr Baerwaldt was in september 1962 aangetreden als gymleraar. Ik kan me niet herinneren dat hij een bijnaam had.
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 16 mei 2021 om 15:25
Bedankt Reinier voor je bijdrage over pater "Buf". Dat roken in de klas is voor jongere generaties, waartoe ik mijzelf ook nog wel wil rekenen, toch moeilijk voor te stellen! : ) Als je wilt, vertel dan nog eens verder over de periode dat je op deze kostschool zat.
Reinier van Baal
Reinier van Baal zei op 13 mei 2021 om 15:29
n.a.v. Giel van Hooff's uiteenzetting over het roken van pater Roothans a.k.a. Buf: ik heb als externe leerling (uit Helvoirt, 1962-1968) jarenlang wiskunde gehad van hem en hij pafte er inderdaad flink op los, voor hedendaagse begrippen onvoorstelbaar. De ene Lucky Strike na de andere. Door het rookgordijn heen toch genoeg (wiskunde) opgestoken om mijn hele loopbaan en verdere leven plezier van gehad te hebben.
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 15 april 2021 om 11:50
Hallo Zef, ook deze bijdrage weer met plezier gelezen. Ook dit zal weer heel herkenbaar zijn voor al die oud-leerlingen! En inderdaad, dit zijn voor mij althans niet de eerste dingen die ik voor mij zie bij een kloosterinternaat : )
Zef Gielen zei op 12 april 2021 om 12:02
Een pas in mijn geheugen gevonden item.

Op zekere dag kwam een van de paters met de vraag, of wij studenten interesse zouden hebben om een tennisbaan aan te leggen. Dat idee werd natuurlijk vrolijk ontvangen, maar hoe was het plan.
Ja, in Vught (waar weet ik niet meer en is ook niet belangrijk) wil een tennisclub een tennisveld vernieuwen of vervangen. Op dat veld staat natuurlijk, om de tennishallen, die buiten het speelveld terecht zouden komen, een hekwerk en dat oude hekwerk moet weg. Als wij dat hekwerk zelf slopen en naar Sparrendaal brengen, mochten wij dat gratis hebben om het daar weer op te bouwen en dus ook een tennisbaan aanleggen. Die tennisbaan is er gekomen, het hek geplaatst, zodat er na enige tijd ook getennist kon worden. De plek waar dat veld is gekomen, zo kan ik mij nog herinneren, lag tussen de vroegere studiezaal en de roeivijver, dus in het park. Ik kan mij ook herinneren, dat ik op dat veld wel een balletje geslagen heb, maar die herinnering is toch wel ver weggezakt, is niet meer zo levendig.

Even tussendoor: op de genoemde roeivijver lag ook een roeiboot, die te zien is op een van de foto’s, waar het Irisbestuur, dat besprekingen hield over de missie, samen met Pater Adriaansens in de roeiboot zitten na een (denk ik) intensieve vergadering te water.
Diezelfde vijver werd ook gebruikt, als het in de winter flink gevroren had, om erop te schaatsen, dat ook op een foto te zien is met Piet Meijers, die naar de finish gaat en dus wint.
Aan de overkant van diezelfde vijver, achter het eilandje, waarop een soort stenen gebouwtje stond, was “officieel” een zwemvijver, maar daar moet je je niet teveel van voorstellen, omdat die door de bomen, die eromheen stonden, vol lag met heel veel bladeren, die eenmaal in de herfst in het water vielen. Als je in het water ging staan, zat je met je voeten in een papje van (half- of helemaal) verrotte bladeren en dat was nou eerlijk gezegd niet zo aangenaam en niet bevorderlijk voor je eventuele zwemzin. Later mochten we af en toe ook wel eens naar “De IJzeren Man” in Vught, maar dat was echt sporadisch.
Tot zover mijn verhaal over tennissen en zwemmen, wat voor die tijd toch wel, zoals ik nu besef, echt vooruitstrevend, modern, niet, wat je zou kunnen noemen: ouderwets kloosterlijk.
Gegroet, Zef Gielen.
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 26 maart 2021 om 06:41
Een mooie collage van herinneringen, waarvoor dank Zef. Goed dat deze verhalen zo bewaard blijven. Oud-leerlingen die deze pagina bezoeken zullen er nog veel van herkennen denk ik. Over de verkenners bijvoorbeeld, echt een jongensboek zoals je het beschrijft. Een insigne voor knopen maken en houthakken snap ik nog, maar een insigne acoliet (in de zin van oudere misdienaar?), wat moest je daarvoor doen?
Zef Gielen zei op 25 maart 2021 om 17:57
Brunssum, eind maart 2021

- [ ] Op verzoek zal ik hier nog wat herinneringen uit mijn Sparrendaalse tijd beschrijven, die mij zo los van elkaar te binnen schieten. Ze houden dus geen echt verband met elkaar.
- [ ] Elke dinsdag-en donderdagmiddag was in principe een vrije middag, waarin van alles kon gebeuren of ‘voorgeschreven’. Zo werd er op zo’n middag ofwel een wandeling gemaakt (minimaal met 3 personen was verplicht) in alle dorpen en plaatsen rondom Sparrendaal en Vught. Die wandeling mocht je zelf verzinnen, maar wel op tijd terug zijn in het college.
- [ ] Een andere mogelijkheid was een bijeenkomst naar en in de blokhut in het bos voor activiteiten van ‘verkennen’. Er was immers een officiële verkennerij met 4 patrouilles in onze klas, die elk een naam had, waarvan ik er nog een enkele mij kan herinneren, nl. de haviken, de kievieten, fazanten, en de 4e weet ik niet meer, die elk een patrouilleleider (p.l.) en een assistent-patrouilleleider (a.p.l.) had en de overigen waren gewoon leden. In het bos werd van alles beoefend, om insignes te kunnen en mogen halen en de kundigheid werd beoordeeld door de hopman of de vaandrig. In mijn tijd waren dat respectievelijk pater (N.N. zie ook foto) en pater Hoogendoorn. Je kon bv. een insigne halen voor houthakker, acoliet, het maken van knopen in een touw, zoals de platte knoop, oudewijvenknoop, mastworp, paalsteek, touw splitsen, schootsteek, etc.etc. Verder werd er in het bos ook een spel gespeeld, zoals vlag veroveren. Ook kwam wel degelijk aan de orde het seinen met de fluit of met de vlag met de hulp van de morsetekens, die ik een tijd geleden weer eens van internet gehaald heb. Dit waren altijd gezellige en leerrijke middagen, ook met voordrachten doen met tekst en/of zang in de “kuil”. Dit was echt een kuil waar de hele verkenners-troep in kon zitten om te luisteren en te kijken.
- [ ] Op die middag had je ook de gelegenheid om op een muziekinstrument, waarvoor je van een van de paters/leraren les kreeg te oefenen in een van de kamertjes, gesitueerd waren tussen de recreatiezaal en de buitentoiletten, zowel urinoirs alsook voor de grote boodschap; deze laatste werden door ons steeds de trein genoemd, omdat ze, zo denk ik, in een lange gekromde bocht gebouwd waren.
- [ ] Een andere bezigheid op een van die twee middagen was natuurlijk ook het voetballen, waarvoor door broeder boer een stuk grond achter de “kot-tuin” was omgeploegd, geegaliseerd en ingezaaid en natuurlijk door iemand (?) twee doelen geplaatst. Dat was voor pubers, die wij waren, een geweldige uitlaatklep voor onze overtollige energie.
- [ ] Elke klas had ook een, meestal door Pater-Prefect aangewezen klassevertegenwoordiger, die op bepaalde tijden en dagen aan de prefect mocht gaan vragen of ieder uit zijn eigen pakje een sigaret mocht hebben om die in de pauze op te roken. Ze werden bewaard in een doos die op de prefectenkamer stond, Roken van sigaret of pijp was in het algemeen toegestaan, maar niet altijd of wanneer je zelf er zin in had. Ik meen me zelfs te herinneren, dat er gezegd werd: elke Scheutist rookt graag op tijd een pijp.
- [ ] Tot zover reikt tot nu toe mijn geheugen; als er weer iets komt bovendrijven in mijn geheugen, dat ik belangrijk vind om het op te schrijven, zal ik het niet laten. Dus nu voor iedereen, die dit verhaal wil lezen, het allerbeste, een goede gezondheid en tot volgende keer.
- [ ] Zef Gielen, geboren in Waubach en al 53 jaar wonend in Brunssum.
Zef Gielen zei op 22 maart 2021 om 12:03
Ik zal weer eens "in de pen klimmen" en kijken wat er nog verder is aan te vullen. Zal wel weer ff gaan duren maar ik zal kijken wat er uit de pen gaat komen.
Leuk dat jij / jullie mijn verhaaltjes met veel interesse en plezier lezen.
Groetjes en tot snel.
D'R ZEF
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 19 maart 2021 om 08:35
Hallo Zef, heel hartelijk dank voor alweer een mooie bijdrage. Dat was toch een flinke onderneming die Olympiade! Als ik het zo lees dan had je eigenlijk weinig keuze, de verwachtingen waren ook hoog omdat je het nu eenmaal goed kon, hardlopen bijvoorbeeld. Maar gelukkig had je er zelf ook (steeds meer) plezier in. Wat mooi dat het zo'n grote hobby is geworden en gebleven. Het verhaal gaat ook mooi samen met de foto's die je ons stuurde. (Ik zie jouw verhaal trouwens maar één keer, of heb je deze op nog een andere pagina geplaatst?)

Ik zou zeggen, vertel nog eens verder over je tijd op Sparrendaal. Graag tot ziens.
Zef Gielen zei op 17 maart 2021 om 14:33
Hallo Thijs,
Mijn verhaal over de Olympiade is op de plek terecht gekomen waar ‘t moest, maar helaas ook 2 x en dat moest natuurlijk niet. Misschien kun jij de 2e versie deleten? Sorry, het is mijn a-technische fout en zonder mijn vriend kan ik het niet verbeteren. Volgende keer anders en beter.
Groeten, Zef Gielen
Zef Gielen zei op 17 maart 2021 om 14:19
OLYMPIADE
Enige tijd geleden heb ik een uitgebreid verhaal geschreven als antwoord op de Olympiade tijdens de jaren die ik op Sparrendaal heb gewoond en student ben geweest. Mar door mijn technische onkunde werd dat verhaal niet opgeslagen en dus was ik het helemaal kwijt. Dus nu maar opnieuw en nu hopelijk beter.
De Olympiade werd op Sparrendaal elk jaar gehouden op 29 juni (feestdag van H. Petrus en Paulus). Na de gebruikelijke dagelijkse ochtendseremonies; H. Mis en ontbijt traden alle studenten in sportkleding aan op de “cour”, waar in Carré-opstelling de openingsplechtigheid kon beginnen. Meestal waren daarbij ook de Rector en/of de Paters, die op korte tijd naar de missie zouden vertrekken, aanwezig, die dan het Olympisch vuur aanstaken.
Voor Olympische dag ‘moesten’ alle klassen voor elk sportonderdeel hun deelnemers opgeven, die door het olympisch comité ingedeeld waren. Daarna werden de sporten allemaal afgewerkt en dat duurde wel tot na de lunch. De sporten waren: verspringen, hoogspringen, hink-stap-sprong, 100 m. sprint en de laatste jaren (ik zat toen in klas 5 of 6; het toen zo genaamde kot) kwam daar de duurloop bij; dat betekende 3 km. hardlopen over de lanen in het bos. Even nu persoonlijk: in mijn klas werd ik voor alle sporten naar voren geschoven met opmerking “jij kunt dat wel”. Dus was ik bij dat nieuwe nummer ook weer de klos, want jij kunt goed en hard lopen. Dat betekende dus ook een tijd tevoren gaan trainen op al die onderdelen.
Als alles afgewerkt was en de winnaars, tijden en springafstanden genoteerd waren, werden de namen bekend gemaakt en de gegevens kreeg je op een diploma officieel overhandigd.
Ja, je mag wel zeggen dat het allemaal een beetje officieel eraan toeging. Ikzelf heb daaraan een heel goed gevoel altijd gehad en nu nog steeds denk ik er met veel plezier aan terug.
De dag werd, zo meen ik mij te herinneren, afgesloten met een voetbalwedstrijd: leraren tegen de studenten, waarbij ik ook weer moest aantreden, omdat ik ook een voetballer was. Sporten was voor mij heel heel grote hobby, zelfs bij de binnensporten, waartoe kaarten (rikken vooral), dammen, schaken, maar voor mij vooral biljarten, want daarin kon mij alle jaren niemand overtreffen; ik werd elk jaar biljartkampioen, waardoor ik ook elk jaar de chique biljartkeu won en er alleen maar mee mocht spelen.
Het is wel een verhaal geworden van: “Eigen Lob stinkt”.
Al met al heb ik in die jaren en ook daarna van het sporten geen spijt gehad.
Veel sport- en olympische groeten gewenst aan alle ex-sporters uit mijn klassen van Sparrendaal.jOLYMPIADE u als antwoord op de Olympiade tijdens de jaren die ik op Sparrendaal heb gewoond en student ben geweest. Mar door mijn technische onkunde werd dat verhaal niet opgeslagen en dus was ik het helemaal kwijt. Dus nu maar opnieuw en nu hopelijk beter. De Olympiade werd op Sparrendaal elk jaar gehouden op 29 juni (feestdag van H. Petrus en Paulus). Na de gebruikelijke dagelijkse ochtendseremonies; H. Mis en ontbijt traden alle studenten in sportkleding aan op de “cour”, waar in Carré-opstelling de openingsplechtigheid kon beginnen. Meestal waren daarbij ook de Rector en/of de Paters, die op korte tijd naar de missie zouden vertrekken, aanwezig, die dan het Olympisch vuur aanstaken. Voor Olympische dag ‘moesten’ alle klassen voor elk sportonderdeel hun deelnemers opgeven, die door het olympisch comité ingedeeld waren. Daarna werden de sporten allemaal afgewerkt en dat duurde wel tot na de lunch. De sporten waren: verspringen, hoogspringen, hink-stap-sprong, 100 m. sprint en de laatste jaren (ik zat toen in klas 5 of 6; het toen zo genaamde kot) kwam daar de duurloop bij; dat betekende 3 km. hardlopen over de lanen in het bos. Even nu persoonlijk: in mijn klas werd ik voor alle sporten naar voren geschoven met opmerking “jij kunt dat wel”. Dus was ik bij dat nieuwe nummer ook weer de klos, want jij kunt goed en hard lopen. Dat betekende dus ook een tijd tevoren gaan trainen op al die onderdelen. Als alles afgewerkt was en de winnaars, tijden en springafstanden genoteerd waren, werden de namen bekend gemaakt en de gegevens kreeg je op een diploma officieel overhandigd. Ja, je mag wel zeggen dat het allemaal een beetje officieel eraan toeging. Ikzelf heb daaraan een heel goed gevoel altijd gehad en nu nog steeds denk ik er met veel plezier aan terug. De dag werd, zo meen ik mij te herinneren, afgesloten met een voetbalwedstrijd: leraren tegen de studenten, waarbij ik ook weer moest aantreden, omdat ik ook een voetballer was. Sporten was voor mij heel heel grote hobby, zelfs bij de binnensporten, waartoe kaarten (rikken vooral), dammen, schaken, maar voor mij vooral biljarten, want daarin kon mij alle jaren niemand overtreffen; ik werd elk jaar biljartkampioen, waardoor ik ook elk jaar de chique biljartkeu won en er alleen maar mee mocht spelen. Het is wel een verhaal geworden van: “Eigen Lob stinkt”. Al met al heb ik in die jaren en ook daarna van het sporten geen spijt gehad. Veel sport- en olympische groeten gewenst aan alle ex-sporters uit mijn klassen van Sparrendaal.
Zef Gielen
Brunssum
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 11 maart 2021 om 15:05
Bedankt Zef voor deze prachtige bijdrage! En ook voor het fotoalbum dat je ons in digitale vorm stuurde. (De link naar dit album was al aan deze pagina toegevoegd.). Het is een mooi geheel zo. Om er één ding uit te pikken: die olympiade waaraan je zulke goede herinneringen hebt. Heb je daar vaak aan meegedaan of was dat voor iedereen verplicht? Was dat een competitie tussen klassen? Ik zie ook foto's van o.a. het olympisch vuur. Het werd zo te zien groots aangepakt!
Zef Gielen zei op 8 maart 2021 om 11:47
Mijn Sparrendaals verhaal.

Hier schrijft SjefGielen (in Zuid-Limburg is dat Zef) zijn geschiedenis.
Van 1945 tot 1953 was ik student van College Sparrendaal, waar ik door naoorlogse omstandigheden de 1e klas 2x heb moeten doen en ook klas 4, omdat de nieuwe strenge Rector v.d. Brink andere regels toepaste. Maar ik kan zeggen dat ik daar geen nadelen van heb ondervonden. Ik heb in die jaren veel geleerd en leuke dingen meegemaakt, zoals sporten voor de jaarlijkse olympiade, zingen, stencilen op een antieke machine, zingen, toneel spelen, waarbij ik ook uitgekozen ben om de rol van Sinterklaas te mogen invullen, binnenspelen zoals rikken en voor mij biljarten, waarbij ik elk jaar de wisselkeu mocht winnen, etc. etc. Ook niet te vergeten is de verkennerij in de blokhut in het bos en de vele wandelingen in de buurt van Vught en omstreken. Ik ben nog vergeten te vermelden dat de studenten uit het Limburgse land de 1e reis in 1945 hebben gemaakt in een vrachtauto van de firma Sieben uit Heerlen, want zoon Jules was ook een van de studenten. Maar dit even terzijde,
Al met al kijk ik heel erg tevreden terug op die tijd, waarin ik veel met mijn klasgenoten (van verschillende jaren) heb ondernomen en beleefd. Ik heb er op de dag van vandaag nog heel veel plezier van en zeker als ik de fotoalbums uit die tijd nog eens te voorschijn haal en dat gebeurt nogal vaak. Een van die albums heeft een van mij onlangs helemaal gefotografeerd en gemaild naar een broer van Ad van Veldhoven, die als missionaris naar de Filippijnen is gegaan en in 2007 is overleden en deze Ad is ook een klasgenoot van mij geweest. Zijn broer Jef heb ik ook al die foto’s gemaild.
Na de leuke jaren in Sparrendaal heb ik nog 1 jaar Noviciaat gedaan in het Mgr. Hamerhuis in Nijmegen en aansluitend 2 jaar filosofie. Hierna werd mij door de toenmalige Rector in een gesprek aangeraden om niet als Scheutist verder te gaan, omdat “men” ervan overtuigd was dat ik er niet voor geschikt zou zijn. Toen heb ik in Heerlen een psychologisch onderzoek gehad en de uitkomst hiervan was, dat ik geschikt was voor het onderwijs, waardoor ik dus op de toenmalige Kweekschool “Christus Magister” in Heerlen na 2 jaar het diploma onderwijzer heb behaald. Ik vond toen een vaste baan aan d St. Josephschool in Brunssum, waar ik ook de laatste stage heb gedaan. Die “roeping” heb ik ruim 35 jaar gevolgd en kon toen met de D.O.P.-regeling uit het onderwijs stappen om plaats te maken voor een jonge onderwijzer. Dit was voor mijzelf ook gunstig, omdat ik al jaren te doen had met een gehandicapte echtgenote, die al sinds 1983 te doen had met de zenuwziekte Multiple Sclerose en nu reeds 20 jaar in een verzorgingshuis woont en zelf zo goed als niets meer zelf kan.
Daarom vul ik nu zelf mijn leven in: 1. Vrijwilliger in een Brunssums verzorgingshuis bij Gebedsdiensten met lezingen en het zingen van kerkelijke liederen met de bewoners. 2. Tweemaal per week ga ik naar een sportschool. 3. Bezoek afleggen bij mijn echtgenote. 3. Flinke wandelingen maken (3,4,5,6 en soms 7 kilometer) op de hier dichtbij gelegen mooie Brunssummerheide.
Buiten het huishoudelijk werk verveel ik mij nauwelijks en de lezer(s) van dit verhaal hoeven zich geen zorgen te maken over deze 88-jarige oud-student van Sparrendaal en Hamerhuis.
Ik sluit nu af en wens iedereen een goede gezondheid en veel geluk.

Zef Gielen
Frans Halsstraat 26
Brunssum
Zef Gielen zei op 3 maart 2021 om 10:31
Beste Jef,

Ik heb de foto’s zoals beloofd naar jou gestuurd.

Groetjes Zef
Jef van Veldhoven zei op 1 maart 2021 om 13:55
Hartelijk dank Zef voor je bericht bijgaand mijn email adres :

jefvanveldhoven@hotmail.com
Zef Gielen zei op 1 maart 2021 om 12:06
Beste Jef ik heb nog enkele foto’s van jouw broer in mijn bezit en kan je die uiteraard met alle plezier toesturen.
Geef me even jouw mailadres dan stuur ik ze daar naartoe.

Groetjes
Zef Gielen
Gielen001@hetnet.nl
Jef van Veldhoven zei op 22 februari 2021 om 12:41
Hallo Zef mijn broer Ad van Veldhoven (overleden in 2007) zat in de zelfde periode op Sparrendaal en Bisschop Hamerhuis, hij was altijd enthousiast.
Hij is als missionaris naar de Phillipijnen gegaan voor 6 jaar, zie zijn fotoverslag :

https://myalbum.com/album/ruEVo33577vS

Heb je hem gekend ?
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 22 februari 2021 om 09:00
@Zef: dank voor je bericht, hopelijk komen daar nog reacties op van andere oud-leerlingen uit de jaren '45-'53. Hoe kijk je eigenlijk terug op jouw verblijf op het internaat? Wat mooi dat je een album met foto's uit die tijd hebt! Je zou ze ons (een selectie van) die foto's kunnen sturen, naar info@bhic.nl. Dan voegen wij ze hier toe. Ook zijn wij nog steeds op zoek naar internaatfoto's voor in de BHIC fotocollectie... Laat maar weten als je hier wat voor voelt. Hartelijke groet,
Zef Gielen uit Brunssum zei op 18 februari 2021 om 17:19
Deze pagina is voor mij jeugdherinnering, want ik was student van het Missiecollege St. Franciscus Xaverius in de jaren 1945- 1953 en daarna student aan het Mgr. Hamerhuis in Nijmegen (noviciaat en 2 jaar filosofie) Uit die vervlogen tijd heb ik nog steeds een album met foto's, die ik geregeld nog eens bekijk. En nu vond ik toevallig deze pagina . Als ik goed ben ingelicht zou het college helemaal gesloopt zijn en kan ik niet meer zien waar mijn klas, studiezaal en slaapplaats is geweest.
Graag verneem ik wel nog heel graag iets over dat college en zijn nog in leven zijnde vroegere studenten.
Hartelijke groeten,
Zef of Sjef Gielen
Frans Halsstraat 26
6445 EH Brunssum
Herman Broekmans zei op 7 november 2020 om 19:43
Mijn Sparrendaalhistorie begint in september 1963. Wat een verandering in je leven was dat: vanuit de bescherming van een liefdevol Zuid - Limburgs gezin plots in de aanvankelijk eenzame kostschoolomgeving.
Wij hadden het geluk in een uiterst comfortabel slaappaviljoen te mogen huizen (gebouwd in de zomer van '63): een eigen kamer met (koud) stromend water. Studeren deden we in een grote studiezaal boven. Ik kwam te zitten achter mijn later grote vriend Joop. Ik wist niet eens wat studeren was .....
De dagen regen zich aaneen en uiteindelijk voelde ik me op Sparrendaal zo thuis, dat ik blij was als een vakantie weer voorbij was! Immers vriendjes thuis had je na een tijdje niet meer.
In '68 maakte ik met enige tegenzin, maar toch, ... een eind aan mijn Vughtse jaren. De buitenwereld trok te zeer. Waarom precies wist ik niet.
Met enige weemoed en veel dankbaarheid kijk ik terug op mijn Scheutse tijd. Ik had Sparrendaal nooit willen missen. Die tijd heeft me, denk ik, grotendeels gevormd voor de rest van mijn leven.
Herman Broekmans
Pieter de Klerk zei op 25 september 2020 om 14:50
Ik heb als externe leerling,wonende in Helvoirt, op sparrendaal gezeten en in 1968 eindexamen gedaan en net als Tom Groot een volledige loopbaan bij de Kon Marine voltooid.

Hoewel extern , heb ik meerdere malen als keeper meegevoetbald in het elftal van de priesterstudent. Ik was bijzonder gesteld op de prefect (buf) . Wat een kerel, hij had een zwak voor me. Hij gaf wiskunde en heeft zeker, door zijn sportief/ corrigerend en eerlijk optreden er
aan bijgedragen dat ik als uiterst vervelende puber uiteindelijk toch mijn eindexamen haalde. Er waren ook een aantal uiterst vervelende en geniepige paters/docenten.het verhaal van Tom Groot geeft een heel goed beeld van het kleinsemenarie en het katholieke geloof in verval . Ik ken Tom uiteraard heel goed uit mijn marinetijd op het Koninklijk instituut voor de marine en mijn loopbaan als marineofficier tot 2002 . Ofschoon hij als techneut totaal andere banen vervulde dan ik als logisticus. Ik wist niet dat we eenaantal jarenSparrendaal gemeen hadden.
Mick van Gerwen
Mick van Gerwen bhic zei op 31 augustus 2020 om 10:47
Hallo Hans, Welkom op deze pagina. Voel je vooral vrij om ook jouw herinneringen hier te delen.
Hans Hendriks zei op 29 augustus 2020 om 01:12
Blij met deze pagina. Herinneringen aan het jaar (1965/1966) dat ik er doorbracht komen er door terug.
giel van hooff zei op 21 juli 2020 om 08:25
@ Tom: marineman, dat past wel bij jou. Maar toch ook een beetje bij de missieordes als Scheut. De eerste missionarissen waren pioniers en vuurvreters die 'hun mannetje stonden'. Tenminste, dat dacht ik en dat avontuurlijke sprak mij wel aan. Bij de paters in de lange gang hingen aan weerskanten de portretten van de uitgezonden Scheutisten: stuk voor stuk stoere koppen met baarden, in mijn herinnering.
Ik volgde een andere roeping: geschiedenis. Zo kwam ik op de universiteit in Nijmegen door een wonderlijk toeval toch terecht in het Bisschop Hamerhuis, waar onze faculteit een aantal jaren onderdak had. Mooi voetbalveld daar trouwens.
En met de geschiedenis leer je het verleden ook weer wat meer waarderen én kennen. Onze grote Nederlandse missieheld, Ferdinand Hamer - een marteldood gestorven bij de Boxeropstand - was daar aardig in de steek gelaten door zijn Belgische ordegenoten.
Schrijven was al op Sparrendaal een hobby en ik publiceerde aardig wat in het internenblad (duidelijk een andere uitgave dan de schoolkrant). Een van de paters was daar een soort moderator (in het dagelijkse bestaan biologieleraar, Salomon P Snuffel, was zijn bijnaam): hij was zachtaardig, wist zelf misschien ook niet goed waar de opschuivende grenzen heengingen. Mijn gedicht gewijd aan een (uiteraard onbereikbaar) meisje: het kon. Maar dus niet voor alle paters.
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 20 juli 2020 om 12:44
@Tom: bedankt dat je dat besluit nog wilde toelichten!
Tom Groot zei op 20 juli 2020 om 12:40
Terugkerende vraag op deze site is waarom we er uiteindelijk besloten om niet door te gaan. Voor mij was de belangrijkste reden dat een besluit dat je op je 12de neemt toch maar een beperkte houdbaarheid blijkt te hebben. Het werd zeker niet ingegeven door een afkeer van het internaatsleven op Sparrendaal zoals moge blijken uit mijn enthousiaste beschrijving van herinneringen. Waarschijnlijk is de wens om priester te worden ook een beetje ingegeven door het conservatieve katholieke milieu in de 60-er jaren, waarin het toch redelijk gebruikelijk was minimaal een lid van grote katholieke gezinnen die keus zou maken. En zoals Giel ook al opmerkte was er in de loop van de 60-er jaren een maatschappelijk omslagpunt, waar de redelijk snelle teloorgang van alle klein seminaries in Nederland een onvermijdelijk gevolg van is geworden.
Met mij is het toch nog goed gekomen: ik heb met veel plezier 36 jaar bij de Koninklijke Marine gewerkt en daar een prima en interessante carrière doorlopen.
Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman bhic zei op 20 juli 2020 om 10:27
Dank voor je bericht Giel, wat leuk om te lezen dat jij vooral dankzij de bijdrage van jouw jaargenoot Tom zo veel nieuwe informatie hebt kunnen krijgen. Ook mooi om over het rendement te lezen, dat moet de paters inderdaad toch wel enigszins zijn tegengevallen. En mag ik vragen waar jouw weg naar toe geleid heeft, na het internaat?
giel van hooff zei op 18 juli 2020 om 09:38
Ha leuk een bericht van een jaargenoot die dus op de elftalfoto staat, als ik mij goed herinner: uiteraard degene midden achter die de beker vasthoudt. En omdat we in alfabetische volgorde per jaar aan de tafels in de refter waren geplaatst was Tom ook enige tijd mijn tafelgenoot. Interessant zijn zijn aanvullingen; een goed geheugen, andere ervaringen. Van dat roken wist ik inderdaad niet (de prefect Buf pafte er lustig op los, sigaretten of shag), maar daaraan heb ik mij amper 'bezondigd', het/de sigaret smaakte mij niet. De kosten voor de kostschool: dat is voor mij een openbaring. Over de bedrijfsvoering van de internaten is bij mijn weten weinig bekend, dat was natuurlijk een behoorlijke financiele zorg en last, ondanks het goedkope personeel als de zusters als kookhulpen. Ik begreep van mijn vader dat de ouderlijke bijdrage naar draaglast was. De eerste herfstvakantie dat hij mij terugbracht (hoe dichter bij Sparrendaal hoe stiller ik werd) sprak hij een vader die drie zonen tegelijk kwam afleveren. Op zijn verbaasde vraag of die alle drie priester wilden worden kreeg hij van deze Brabantse boer het nuchtere antwoord: Welnee, maar ze zitten hier goedkoop en krijgen een goede opleiding. Ik vrees dat het rendement van de internaten voor veel ordes tegenviel: de investeringskosten per pater die wel de eindstreep haalde: moet een aardig bedrag zijn geweest. Volgens mijn oom, lekenonderwijzer bij het Willibrordgymnasium van de SVD te Deurne, heeft geen enkele intern de eindstreep gehaald.
Mbt roeping: de jaren zestig waren een kantelmoment, waarin de bestaande religieuzen het ook moeilijk hadden. Vrijheid & vrouwen lonkten ook voor de paters Scheut. Pater Holla was ineens 'verdwenen', het verhaal ging dat hij in Den Bosch (een religieuze plaats, dat wel) hokte. De paters probeerden wel het kaf van het koren te scheiden en dat gebeurde onder meer bij de overgang van Cour (klas 1-4) naar Kot (5-6). Ik kwam niet door de selectie, ondanks dat mijn ouders gezien hun inkomen een redelijke bijdrage leverden. Dus niet alleen financieel rendement. Mijn vader is nog bij de rector geweest om de nadere motivatie te vernemen, er vond blijkbaar een soort stemming plaats. En ik ben nog in het toen volgende nieuwe schooljaar een keer onaangekondigd 'aangefietst': die jongen uit Heinkenszand (Peter ..., ook zo'n mooi accent): had mijn kaart niet gekregen... En ik werd het terrein min of meer afgekeken. Toch een interessante (leer)tijd
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 14 juli 2020 om 17:52
Beste Tom, veel dank voor je indrukwekkende bijdrage, zo krijgen we ze niet vaak binnen. Met plezier gelezen. Je zou over je kostschooltijd een boek kunnen schrijven denk ik en misschien heb je dat ook al wel gedaan : )
Alle zo tezamen schets je een mooi tijdsbeeld en ook de (mannen)cultuur op zo'n internaat. Grappig hoe de paters jou, als “de stier”, al snel wisten te “temmen” door middel van de humushoop. En sigaren en pijp mogen roken mocht dus, maar sigaretten haast zondig… waren die dan te modieus? En het kon er dus ook best hardhandig aan toegaan lees ik, van het rake knietje van de prefect tot een andere leerling per ongeluk bewusteloos slaan.. Het bier leren drinken in café Mieke...
Een leuke tijd gehad, schrijf je, maar uiteindelijk tóch geen priester geworden en je was dus zeker niet de enige.
Ik ben dan wel nieuwsgierig naar de redenen die jullie daar zoal voor hadden, om toch leek te blijven. Wat gaf daarin nou de doorslag? Die twijfel was er aan het begin dus nog niet, waar je schrijft "Ik ging het huis uit voor een doel waar ik toen heilig in geloofde."

Graag tot ziens op de site en nogmaals dank.
Tom Groot zei op 30 juni 2020 om 17:25
3. Seminarium Sparrendaal
Priester willen worden en vervolgens ook daadwerkelijk die weg inslaan zijn twee dingen die niet zomaar automatisch op elkaar volgen. Ten eerste moest je in die tijd (voor de Cito-toets e.d.) toelatingsexamens doen, zeker als je naar een gymnasium wilde. En dat was het type school waar je naar toe moest als je priester wilde worden. Niemand uit onze kringen ging naar het gymnasium, dat was meer iets voor de wat meer gegoede stand. Maar als je priester wilde worden moest je. En gezien het laatste jaar met gebrekkig onderwijs op de lagere school was de kans dat ik zou slagen voor een toelatingsexamen voor een gymnasium nihil.
Om een of andere reden deed ik twee toelatingsexamens, een voor een klein seminarium in Bergen op Zoom en een in Vught, en faalde voor beiden spectaculair!
Voor dat seminarium in Bergen op Zoom kwam me dat niet slecht uit, want de sfeer daar beviel me matig. Grote statige gebouwen, slaapzalen met door gordijnen afgesloten kleine kamertjes en in het algemeen niet echt op kinderen afgestemde omgeving. Hoe anders was het in Vught: een groot landgoed met veel sportfaciliteiten, bossen, een bosvennetje als zwembad en allemaal een eigen slaapkamertje met privacy! Maar ja, ook hier faalde ik spectaculair voor het toelatingsexamen. Maar die ronselpater bleek te horen bij de orde die dat seminarium runde en om een of andere reden heeft hij zich ingespannen om “het met mij te proberen”. Zo zie je maar hoe je leven wordt bepaald door toevalligheden: hoe anders zou mijn leven misschien zijn verlopen als hij dat niet had gedaan…

Een ander probleem was: wie gaat deze opleiding tot priester betalen? Zoals gezegd, hadden wij het niet breed thuis met een gezin met 8 kinderen en het inkomen van mijn vader. Ik heb daar toen helemaal niet bij stilgestaan, maar er moest substantieel worden bijgedragen aan de kosten van mijn verblijf op dat internaat. Kost en inwoning, kosten van de school, kleding, etc: ik heb later begrepen dat mijn hele familie fors in de buidel heeft moeten tasten voor de “eer” om een familielid op te laten leiden voor priester. Ik wist toen van niets en vond het allang best: ik ging het huis uit voor een doel waar ik toen heilig in geloofde.

Vanaf het allereerste begin heb ik mij op Sparrendaal als een vis in water gevoeld. Heb nooit thuis gemist, was misschien ook wel opgelucht dat ik dat ontvlucht was. School vond ik tot ieders verbazing niet al te moeilijk, ik slaagde zonder al teveel problemen voor elk van de 4 jaar dat ik daar heb gezeten. Na de eerste 2 jaar die voor de α- en β-kant hetzelfde waren, werd mij zelfs geadviseerd de β-kant te gaan doen, wat in die tijd zeker de zwaarste middelbare schoolopleiding was.

Er zaten in de beginjaren zo’n 600 jongens op dat internaat en ik had al snel mijn plek gevonden. Sporten was mijn ding, vooral voetballen deden we bijna altijd. Er waren 4 voetbalvelden waar meerder keren per week interne competitiewedstrijden werden gespeeld. Toen ik wat steviger werd in de pubertijd heb ik daar de bijnaam “Stier” opgelopen die te maken had met mijn stijl van voetballen. Ik denk niet dat het als compliment werd bedoeld! Wat ik toen en ook later heb ondervonden is dat als je goed was in sport je automatisch een soort basis respect binnen de groep kreeg.
Toen ik in die tijd ook eens per ongeluk een klasgenoot bewusteloos had geslagen door hem een enthousiaste klap op zijn rug te geven en een keer een deur uit zijn sponningen had gelopen toen ik door een gang rende en iemand die deur net opende toen ik langs kwam, grepen de paters in. Ik heb een lang gesprek gehad met een wijze oude pater die het uiteindelijk verstandig leek om mijn overmaat aan energie op een of andere manier te beteugelen. Ik kreeg de verantwoordelijkheid over de gigantische humushoop van dode bladeren die door de tuinlieden op een open plek in het bos was verzameld. Die humushoop moest continue worden omgeschept en worden vermengd met ongebluste kalk en dat werd mijn taak als ik niet op school zat, studeerde of sportte. Ik heb dat jaren fanatiek gedaan en vond dat normaal…

Het internaat had geen wasfaciliteiten voor kleding zodat we periodiek onze vuile was in een plunjebaal met van Gent & Loos naar huis moesten sturen om weer schone kleren te krijgen. Ook was er maar een centrale douchegelegenheid met een stuk of 20 douches waardoor je gemiddeld eens per week een minuut of 10 mocht douchen. Verder waren we aangewezen op de wasbak in onze kamertjes, ook na sportwedstrijden. Ook hier was hygiëne duidelijk geen prioriteit! Maar ik was van huis uit niet veel anders gewend dus dat was niet nieuw.

We gingen weinig naar huis, al was het alleen al vanwege de kosten. Ik herinner me dat een enkeltje Den Bosch-Purmerend met de trein toen het astronomische bedrag van F5,90 kostte en dat had ik vaak gewoon niet. Had ook helemaal geen behoefte om naar huis te gaan, het was veel te leuk op Sparrendaal.
Ik kwam er in die jaren ook achter dat ik goed was in atletiek. Niet zozeer de technische nummers zoals speerwerpen of kogelstoten, maar meer de loopnummers, verspringen en hoogspringen. Met name hardlopen was voor mij een openbaring: ik had iemand uit een hogere klas weken fanatiek zien trainen voor een hardloopwedstrijd en besloot daar ook aan mee te doen zonder ook maar een minuut te hebben getraind. In de wedstrijd bleef ik in zijn buurt totdat we uit het bos in het zicht van de toeschouwers kwamen, waarna ik hem vernietigend versloeg zonder daar veel moeite voor te hoeven doen…

We mochten van de paters alleen pijp en sigaren roken (we waren 12-18 jaar!), want sigaretten waren “van de duivel”. Overigens rookten ze zelf wel sigaretten! Bij wijze van hoge uitzondering mochten we soms ’s-avonds een sigaret opsteken met speciale toestemming van de prefect die de dienst uitmaakte in ons dagelijks leven. Uiteraard rookten we de hele dag sigaretten op allerlei stiekeme plaatsen met het constante gevaar van betrapt te worden. Lijfstraffen waren in die tijd ook nog steeds normaal. Ik droeg een bril en als een pater mij vriendelijk doch dringend verzocht die even af te zetten, wist ik al dat er weer een draai om mijn oren aan zat te komen. Kapot slaan van brillen was kostbaar! De prefect (streng maar rechtvaardig) had in de loop van jaren ook de techniek geperfectioneerd om je onverwachts een knietje in de zijkant van je dijbeen te geven wat bijzonder pijn deed. Het bleef een kwestie van geven en nemen. Gelukkig had hij ook een groot gevoel voor humor zodat je af en toe best met hem kon lachen.

Het was ons toegestaan om op vrije middagen te gaan “wandelen”. Met speciale toestemming van de prefect mocht je dan van het terrein af. In de onmiddellijke omgeving van Sparrendaal had je het natuurgebied “De IJzeren Man” en de Drunense Duinen. Cromvoirt en Helvoirt waren interessante dorpen met cafés. Kortom volop gelegenheid om eens flink uit de band te springen. Niet ver van de uitgang van Sparrendaal bevond zich café “Mieke”, een favoriete kroeg waar menig seminarist heeft leren bier drinken. Het was een ouderwets café met zand op de vloer en een gemoedelijke sfeer waar iedereen het bruine dafje kende waarmee de paters surveilleerde om te controleren dat we niet ten onder gingen aan de geneugten van de boze buitenwereld. Als dat dafje werd gespot werd er direct actie ondernomen om te voorkomen dat we betrapt werden: er is bij mijn weten nooit een seminarist in café “Mieke” betrapt door een surveillerende pater.

Vrouwen en meisjes zagen we nauwelijks, dat zou alleen maar afgeleid hebben. Soms kreeg iemand wel eens bezoek van zijn familie en als er dan een zus mee was gekomen werden we allemaal heel onrustig… Er was naar mijn weten maar een vrouwelijk personeelslid op het hele landgoed Sparrendaal aanwezig, de nonnetjes uiteraard niet meegerekend (die tellen niet). De secretaresse van de Administrateur was in de 20, aantrekkelijk om naar te kijken en de enige vrouw in onze gemeenschap van verder alleen maar mannen en jongens. Ik heb mij later wel eens af gevraagd wat zij daar zelf van vond, ze moet toch gemerkt hebben dat alles stopte als zij voorbij kwam. Misschien heeft ze er ook van genoten…

Dat de sociale controle groot was heb ik aan den lijve ondervonden tijdens een van de zomervakanties die we uiteraard thuis doorbrachten. Zoals ik gewend was brachten we toen ook onze vakantie door in het zwembad. Op een dag werd mij door mijn vader verteld dat ik me bij de pastoor moest melden. Daar aangekomen werd mij duidelijk te verstaan gegeven dat wat ik in het zwembad had gedaan absoluut niet meer kon: vrij lang praten met een meisje dat ik nog van vroeger kende. Je zou je nu hardop afvragen, waar bemoei je je mee, maar toen zij je ja en amen en vond dat normaal. Toen ik wat ouder was heb ik nog een keer met vrienden van de lagere school waar ik contact mee had gehouden een zomervakantie kamperend in Schoorl doorgebracht. Ik zat toen nog op het Seminarium maar heb toen toch op een avond met een meisje uit Schellingwoude in een tentje de verschillen tussen jongens en meisjes onderzocht. Ik heb mijn moeder in die tijd ook al eens horen zeggen: “als hij priester wordt, wordt ik dominee”. Zij kende mij blijkbaar heel goed…

De dagindeling op het Seminarium was strak en gedisciplineerd. Vroeg opstaan, naar de kapel voor ochtendgebed en mis. Ontbijten, waar niet veel tijd voor werd uitgetrokken en dan naar school. Ook voor middageten kreeg je niet al teveel tijd: in die periode heb ik leren “systeem schaften”! In de middag 2 studieperiodes in een grote studiezaal met allemaal lessenaars waar we allemaal onze eigen plaats hadden. Tussen de 2 studieperiodes naar de kapel voor een middaggebed. Avondeten en nog een studieperiode, daarna vrij tot 22:00 uur, waarna we na het avondgebed naar bed gingen. In dat regiem heb ik leren studeren, waar ik later veel aan gehad heb. In de kapel heb ik meerdere keren het Oude en Nieuwe Testament van voor naar achter doorgelezen, wat geen straf was want er staan best wel spannende verhalen in.
In de laatste studieperiode mocht je een boek gaan lezen als je studieresultaten goed genoeg waren. Ik kan me nog herinneren dat ik daar ademloos de streekromans van Toon Kortooms (vooral Beekman en Beekman vond ik briljant), boeken van Karl May (waarin de avonturen van Old Shatterhand werden beschreven) en de boeken over Arendsoog en Pim Pandoer heb uitgelezen. Als je studieresultaten ver genoeg onder de maat waren werd je ingedeeld in de studieklas, wat betekende dat je de weinige vrije tijd die je had mocht inleveren om onder leiding van een pater de lesstof nog eens door te nemen.

Zondag was de enige dag dat je echt vrij had, op de kerkgang na natuurlijk. Veel voetballen en elke zondagavond film in de grote studiezaal. En lang niet altijd alleen maar stichtelijke films zoals bijvoorbeeld “De 10 Geboden”. Ik heb daar alle films van Ingmar Bergman gezien, veel films van Fernandel (Don Camillo, maar ook die film waarin hij in gezelschap van een koe door bezet Frankrijk trekt) en van Louis de Funes. Ik denk dat de pater die verantwoordelijk was voor de filmkeuze een echte liefhebber was. Ik herinner me ook een curieuze franse film genaamd “De knopenoorlog” (Google die maar eens!), waarin tot de schrik van de achter in de zaal aanwezige nonnetjes een heleboel naakte jongetjes voorkwamen. Ik heb er in ieder geval mijn liefde voor films aan overgehouden.

Een van de dingen die mij apart zette van vele andere jongens op het internaat was mijn accent. Er waren heel veel jongens uit de zuidelijke provincies die zangerig en met een zachte g spraken. Er waren wel jongens uit de Randstad maar de meeste spraken redelijk ABN. Van de Westfriezen had ik het zwaarste Amsterdamse accent, in ieder geval volgens sommige docenten. Niet dat ze daar iets aan wilde veranderen, verre van dat. Ik mocht op zaterdagochtend als we allemaal (inclusief docent) geen zin hadden in les, tot veel plezier van iedereen voorlezen uit het boek “Wat zien ik” van Albert Mol op voorwaarde dat ik dat met zo’n zwaar mogelijk Amsterdams accent deed!

Eens in de zoveel tijd hadden we een culturele avond. Dan speelde een orkest (met mij als klarinettist) een klassiek stuk, er was een zangkoor (die tijd had ik gehad), iemand speelde een stuk op gitaar of blokfluit en het hoogtepunt was cabaret of een of ander toneelstuk waar we weken voor hadden geoefend. Aan dat cabaret en die toneelstukken deed ik altijd mee, al was het alleen maar omdat we na de uitvoering voor eigen publiek ook altijd een uitvoering deden op Regina Coeli, wat in die tijd een kostschool voor meisjes was (nu een Taleninstituut). Ik kan mij ook herinneren dat wij in de laatste jaren van mijn verblijf op dat Seminarium ’s-nachts wel eens op pad gingen om Regina Coeli en de bewoners daarvan wat beter te leren kennen, maar we zijn er nooit in geslaagd er binnen te komen. Bij jongensinternaten was het makkelijker in- en uit te breken dan bij meisjesinternaten!
Dat ’s-nachts op pad gaan was overigens heel link: als je werd betrapt mocht je gelijk vertrekken. Rond de tijd van de Tilburgse Kermis was het dan ook elk jaar raak, de jongens werden meestal betrapt als ze terugkwamen waarschijnlijk omdat ze dan veel meer lawaai maakten dan op de heenweg… Ik ben overigens nooit gegrepen.


Na 4 jaar Seminarium had ik het wel gezien en met mij vele anderen. In 1968 heb ik met lood in mijn schoenen tegen mijn vader gezegd dat ik het toch niet meer zo zag zitten. Tot mijn verbazing en opluchting maakte hij er, in ieder geval tegenover mij, geen punt van. Dat was belangrijk, want mijn vader teleurstellen was het allerlaatste dat ik wilde.
Het fenomeen klein Seminarium heeft het daarna niet lang meer overleefd: korte tijd nadat ik van Sparrendaal ben weggegaan is het gesloten bij gebrek aan belangstelling, zoals overal elders in het land ook alle internaten voor priesteropleidingen werden opgedoekt. Gezien de tijdgeest nog een wonder dat ze zolang bestaan hebben!
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 4 juli 2019 om 14:47
@Giel van Hooff: zoals je ziet heb ik de twee mooie groepsfoto's die je me stuurde inmiddels toegevoegd. Nogmaals dank!
Thijs de Leeuw
Thijs de Leeuw bhic zei op 22 mei 2019 om 15:18
Prachtig verteld, Theo. Misschien heb ik het mis, maar je lijkt dat ook met het grootste gemak te doen : ) En dat terwijl het volgens mij toch niet gemakkelijk is om zo'n groot en belangrijk deel van je jeugd op zo'n manier samen te vatten. Mooi, bijvoorbeeld, wat je vertelt over het geleidelijk aan vrijere klimaat in de jaren zestig, de komst van de "lossere" externen en wat dat voor jullie betekende.

Als ik tussen de regels doorlees proef ik eigenlijk vanalles, een vleugje weemoed, een beetje verwondering (achteraf), en zeker ook afkeuring... of hoe je het ook wilt noemen.. Het zit er allemaal in. En dat zal het voor veel mensen ook wel zijn, denk ik.

Bedankt dat je dit wilde delen.
Theo Aben zei op 4 mei 2019 om 10:16
Ter hoogte van uitspanning “In ‘t Groene Woud” wil ik op het knopje drukken. Ach, niet nodig, het rode lichtje in de bus brandt al, want de volgende halte is voor al die studenten die in Den Bosch zijn ingestapt.
We steken de weg naar Tilburg over en beginnen aan de lange oprijlaan richting Sparrendaal. In de verte blinkt de bruine deur van de hoofdingang ons toe.
Het is stil, heel stil tijdens de tocht die ook langs de wat onduidelijke boerderij loopt. Vrijwel iedereen zwijgt en concentreert zich zogenaamd op z’n zware bagage.
Koos, de portier heet ons welkom en wijst ons waar we moeten zijn. Dat weten we al, Koos.
De deur valt achter ons met een smak in het slot. Gelijk is daar weer het gevoel van: achter die deur ligt de echte wereld, daar wordt geleefd. De komende twee maanden zijn we van die wereld afgesloten!
Door de lange gang naar de achterkant van het gebouw waar de prefect (Buf) domicilie heeft.
Hij noteert onze aanwezigheid. Hij, wiens humeur het komende trimester weer allesbepalend zal zijn voor ons doen en laten.
Koffer naar de slaapkamer, uitpakken en het eerste gevoel van heimwee ervaren.
In de recreatiezaal kijken we elkaar wat onwennig aan en blijft de omgang bleekjes.
Heel stilletjes naar de kapel voor het avondgebed en nog stiller in colonne naar het slaapgedeelte.
In bed wordt het moeilijk, wat is thuis ver weg…..
Als er enkele dagen verstreken zijn, trekt de heimwee weg, dat weet je ondertussen.
Het gevoel van buiten het leven staan overvalt je opnieuw als het vakantie wordt.
De oprijlaan is nu de weg naar de vrijheid en de drukte op station Den Bosch is een overweldigend
teken van leven.

In de eerste klas starten we met honderd, 4 groepen.
Het aantal klasgenoten wordt allengs minder. Studiegenoten zijn plotseling weg of komen na een vakantie niet meer terug. Het dunt uit en na het eerste jaar wordt er al een klas minder geformeerd.
Over het waarom van het verdwijnen van je klasgenoten horen we nooit iets.
De opleiding is een hele klus, voor mij vooral Grieks, Latijn en wiskunde. Begeleiding is er nog niet, alleen veel studieuren.
Een krant is er niet, wel de opkomst van de televisie, zodat we, als hij goeie zin heeft, naar het journaal kunnen kijken. Daarna nog even vrij om te biljarten, tafeltennissen of lezen.
Iedere dag wordt afgesloten met een gezamenlijk avondgebed in de kapel.
Ja, het avondgebed: op 22 november 1963 stiefelt de rector (bijnaam Izegrim)) naar voren en zegt: “Laten we ook bidden voor president Kennedy die vandaag vermoord is”.
Hij stapt de twee treden van het altaar af en sukkelt zonder op of om te zien de kapel uit.
Wij blijven stomverbaasd achter. Moeten trouwens toch extra bidden!

Buiten zijn we graag. Stoeien, wandelen, klieren en wachten op het fluitje van de prefect als er weer iemand iets verkeerds doet. Dat fluitje klonk regelmatig, tot ergernis van één van ons:
“Wat is er nou weer?” Die mag dus naar binnen.
Rondjes lopen om het eerste, kleine voetbalveld en zondags ook door het bos.
Wij willen wel wat verder en stappen buiten het bos. Tot onze verrassing komen we in het dorp Esch uit en ontdekken dat het cafetaria open is. Wel vlot terug, want anders missen ze ons in de studiezaal.
We horen dat “In ’t Groene Woud” ook bezocht wordt door jongens van Sparrendaal, heimelijk.
Die veel snoep hebben, zijn daar geweest.

Gebouwelijk verandert er ook een en ander. Er worden barakken gebouwd met voor ieder een eigen kamer met wastafel. De stiltewandeling na het avondgebed gaat nu door de buitenlucht van kapel naar bed. De chambrettes op de oude, grote slaapzaal worden verwijderd, die tegen muur blijven nog even. Dus ontstaat er een grote open ruimte, een voetbalveld. Wij maken er gebruik van. Betrapt en Buf leeft zich weer uit met rake klappen.
Het wordt ondertussen wel wat vrijer. We mogen ook, onder begeleiding, buiten het gebouw treden en bijvoorbeeld een toneelvoorstelling in Vugt bijwonen.
Het vrijer worden komt ook door de komst van de externen, zij zijn losjes en vinden het maar benauwd wat ze van ons horen over het leven na de lessen.
Andersom komt ook voor: een aantal jongens verblijft op Sparrendaal en volgt een opleiding in Vught. In mijn laatste jaar leen ik een fiets van Peer Coolen uit Nuenen en peddel ik op vrijdag van Vught naar Wanroij .Wat een vrijheid en wat is er plotseling veel mogelijk. Zondag terug, mijn zussen fietsen een stuk mee en vinden mij zielig. Dat vind ik zelf eigenlijk ook wel!
Sport wordt uitgebreid en we voetballen een keer tegen Beekvliet uit Sint Michielsgestel.
Muziekavonden en toneel van het KOT (oudste leerjaren, waaronder mijn neef Henk) zijn bijzonder gezellig.
Na drie jaar, het wordt zomervakantie, komen mijn ouders me ophalen. “Ik wil niet meer terug, echt niet”.
Mijn ouders dringen niet aan. Even bij Izegrim langs en weg ben ik. Mijn neef was al eerder vertrokken.
Het gebouw is weg, de herinneringen niet.
Zeker niet als je achter het bos inloopt en bij het kerkhof komt. De namen op de zerken roepen meteen het beeld van de paters/leraren op.

Ik trok in de jaren 1962 - 1965 vooral op met Joost van Iersel (Rosmalen), Kees van Heist (Wouwse Plantage) en Cor van den Akker (Heesch).



Theo Aben


Marilou Nillesen
Marilou Nillesen bhic zei op 25 maart 2019 om 19:14
Haha, dat beeld van een groep jongens die zo Satisfaction zingt (laten we het maar op dat lied houden; goed ook voor de akoestiek ;) wordt hier wel heel beeldend tot leven geroepen. Dat, in combinatie met een eigen Sint en toespelingen in het internenblad... vind je zelf ook dat destijds de juiste keuze is genomen?

In ieder geval hartelijk dank voor je blijmoedige bijdrage, Giel.
giel van hooff zei op 24 maart 2019 om 20:02
Goede vragen. De eerste is gemakkelijk te beantwoorden: het muziekbewuste, hippe (ja, ook wij letten op onze kleding: wijde pijpenbroeken enzo) deel was min of meer verdeeld in twee kampen: de Stones<>Beatles. De iets ruigere types (ahum) behoorden natuurlijk tot het Stones-kamp. En dat brengt mij meteen bij een van de reden waarom de leiding blijkbaar het mij niet zag zitten. Ik was als een van de vierdeklassers aangesteld als douchemeester, dwz 1x p/week moest ik toezicht houden op het douchegebeuren en de kranen bedienen van de groep die die bewuste avond mocht/moest douchen. Mijn carriere was na enkele weken voorbij: de controlerende pater trad binnen terwijl de groep (wel nog (of al weer) netjes aangekleed) luidkeels achter mij aan Statisfaction (of een ander lied, ik weet het niet) liep te bleren, waarbij ik met een roede met een oud douchegordijn triomfantelijk vooropliep. Enkele weken later maakten we het voor de hele groep internenm nog bonter: 't Cour mocht Sinterklaas (en daarmee een beetje de baas) spelen en wij van de vierde hadden er wel genoeg van. Een eigen Sint was geboren. Hoe we aan onze uitmonstering kwamen: ook dat heb ik verdrongen, wel meen ik dat onze staven elkaar gekruist hebben. Met zo'n acties maak je je bij de leiding niet direct geliefd. Afijn, ik meen dat mijn vader nog wel te horen kreeg dat ik niet zozeer een slecht persoon was, maar dat ze ernstig twijfelden aan mijn godsdienstzin en roeping. Mijn bijdragen aan het internenblad hielpen daarbij ook niet. Toespelingen op vrouwen, tja...
Marilou Nillesen
Marilou Nillesen bhic zei op 24 maart 2019 om 17:18
Bedankt voor je nadere toelichting, Giel. Het moet ook wel bijzonder zijn geweest, om daar zelf getuige van te zijn; van heel dat veranderde tijdsgewricht. Welke muziek staat voor jou symbool voor die tijd? En waarom wilde de rector van je af, werd je vader dat ook verteld?
giel van hooff zei op 22 maart 2019 om 16:08
Nee, het verhaal is nog lang niet af, maar dan moet ik er wel eens goed voor gaan zitten: 4 jaar internaat, dan valt er genoeg te vertellen. Het waren wel tijden van verandering, ook de paters wisten er niet allen raad mee. Liturgievernieuwing: we (hadden inspraak!, tenminste een werkgroepje) lieten de celebrant van alle kanten opkomen en weggaan, teksten werden Nederlands enz. Gezagsverhoudingen veranderden, in het internenblad was al meer van de wereld van buiten te lezen. De paters kozen inderdaad niet vrijwillig voor het docentschap of een toezichtsfunctie, het waren voor hen vaak tropenjaren in andere zin dan bedoeld: probeer die jong maar in het gareel te houden en nuttig en goed bezig te houden. Op school was er dus de verderfelijke invloed van de externen, in de regel Vughtse kak die wel wat neerkeken op ons, deels 'boertjes'. Maar ze (sommigen da n) brachten wel de top-40 mee (muziek was ook voor ons belangrijk). Na 4 jaar kwam een (onverwacht) einde aan mijn carriere. Mij n vader (die gezien zijn inkomen een aardige bijdrage aan kostgeld betaalde, dus daar lag het niet aan) werd in de zomervakantie bij de rector verzocht: men (in ieder geval de meerderheid) wilde van mij af. Tussen klas 4 en 5-6 lag een scheidslijn: de Cour (1t/m4) e n het Kot, met een eigen recreatieruimte, beter eten (tenminste dat dachten wij) en andere voorrechten als kranten e.d. Zij waren voorbestemd voor het groot seminarie. Het lot (of de heer) wilde dat ik daar toch nog terecht ben gekomen: als geschiedenisstudent in NIjmegen waren we enige jaren gehuisvest in het Hamerhuis, genoemd naar een van de eerste Nederlandse missionarissen, een Nimwegenaar, een van de martelaren van de Scheutisten. Interessant om later te ontdekken dat hij daar tijdens de Boxeropstand aardig in de steek is gelaten door zijn orde-oversten die toch min of meer een verlengstuk waren van het koloniaal 'beschavingsoffensief' en zeker wat betreft de Belgische tak onderdeel waren van koning Leopold's kwaadaardige kolonisatie. Maar de paters op Sparrendaal waren verder in grote meerderheid oké.
Christian van der Ven
Christian van der Ven bhic zei op 22 maart 2019 om 09:09
Beste Giel, bedankt voor je reactie. Ik lees tussen de regels door dat het van missiewerk nooit meer gekomen is. En dat je na dat eerste groepsbezoek als aspirant nooit meer terug bent geweest op het internaat, of lees ik dat verkeerd?
giel van hooff zei op 21 maart 2019 om 23:40
Ook ik meende roeping te hebben en wilde de arme zwartjes helpen (niet persé bekeren), Peerke Donders achterna. De propagandamachine van de Scheutisten was het meest effectief, in ieder geval in mijn geval. Alleen vond ik het wel vreemd dat de propagandapater bij ons thuis kwam voorrijden in een zwarte Mercedes (tenminste dat staat mij bij). Maar ik was zeker niet de enige in 1962: je mocht als aspirant een weekend een groepsbezoek brengen en dat was een aardig clubje toen nog. Er was een vrij nieuw complex met slaapkamertjes, een soort houten noodgebouw. De prefect, Buf, had er inderdaad de wind onder en schuwde fysiek geweld niet. Was soms wellicht wel nodig..