Cees, leuk van je te horen. En die foto’s uit Berlijn: het was heel speciaal, want n.b. een gemengde schoolreis met de meisjes van Regina Coeli. Voor ons (de boertjes van het internaat) wel bijzonder.
Met de meisjes bleef daarna nog contact en na de eindexamens waren er de examen feesten. Ik had als smoes dat mijn ouders aan het verbouwen waren en of ik nog een week op het internaat mocht blijven. Ja dus, en ik op mijn Puchje al die feesten af. Na een zo’n feest crosste een van de vrienden (al >18 en met een auto) van die meisjes (vlgs. mij Margot Paaymans) over ons voetbalveld al slippend grote sporen trekkend.
“Da wul’k wel es zien, zonne pater in zun onderbokske”…..
Maar er kwam niemand en dat was maar goed ook. De andere dag werd er wel raar gekeken naar de slipsporen op het gras.
Inderdaad, het was Albert Jansen, met wie ik scheikunde proefjes deed, die vooral explosief waren. We hadden de paters zo gek gekregen dat we een van de hokjes aan het eind van de slaapgang mochten hebben om onze “ proefjes” te doen.
Albert kon uit de apotheek van zijn vader makkelijk aan stofjes komen (salpeterzuur, kaliumchloraat, aluminium poeder,etc.) en wij maakten dan zelf lonten en kleine raketjes.
Onze scheikunde leraar was dhr. Boon (geen pater), die het presteerde een keer zijn baard in de fik te steken boven een bunsenbrander.
En ja, de blauwe rook in de recreatie zaal, we vonden onszelf al echte “heren”. We gingen er af en toe op uit om wijncognac te kopen, die we dan stiekem met een paar man op de kamer dronken.
En iedereen die wel eens mis diende, heeft ongetwijfeld van de mis wijn gesnoept (ik in elk geval).
Over eten en drinken gesproken: de refter had tafels waar 8 (of 10?) man aan zaten en dan was er ook een tafeloudste, die de boel qua verdeling een beetje in de gaten moest houden. Op sommige dagen kregen we een bijzondere karnemelkse pap met pruimen, die lang niet iedereen lustte. Ik wel en ik ging dan andere tafels af om te vragen of er nog wat over was.
Ik moet wel toegeven, dat ik als ik thuis kwam en met het gezin moest mee eten, dat ze soms wat raar naar me keken, als ik mijn bord had vol geschept. Op het internaat moest je er snel bij zijn, anders was het op. Dat werd thuis niet echt op prijs gesteld.
En ja, zo zijn er nog best wat herinneringen die op komen borrelen.
Zo speelde pater Hendriks (de Kip) hobo, en heb ik van hem klarinetles gehad. Later mocht ik in Vught naar een muziekschool.
Van pater van der Staak (die muziekles gaf) mochten we in de recreatiezaal van de “groten” af en toe de platenspeler gebruiken om (klassieke) muziek te draaien (of stond die in de bibliotheek?).
Pater Bakker (Pa) was de pater van de fotografie (er was een DOKA), en van een kleine moestuin naast de voetbalvelden op weg naar het zwembad. Bij hem kon je vragen op allerlei gebied stellen (ook de nieuwsgierige vragen op seks gebied) die hij altijd geduldig beantwoordde.
Pater Wijgergangs was de andere vertrouwenspersoon waar je altijd terecht kon als je het om wat voor reden dan ook moeilijk had.
De Jong (prefect) kon een bullebak zijn, maar ik kon er meestal goed mee overweg.
Dankzij pater van Oers heb ik uiteindelijk de natuurkunde kant en dus Gymnasium B gekozen.
Van der Wiel had ook een neef uit Waalwijk die ook nog een blauwe maandag op de Steffenberg is geweest.
Altijd als Koot en Bie het type Akkermans opvoerden (Ja, ik ben genoemd), moest ik aan pater Akkermans denken, een sympathieke rustige vent.
En ook ik heb mijn zwemdiploma A gehaald onder pater Wevers in ons eigen zwembad.
Zo, dat was het weer even voor nu. Er komt vast nog meer als die oude harde schijf weer wat op doet borrrelen.