Ja, in mijn tijd ging Schoonbeek eenmaal per jaar jaar Schijndel met de hele club om daar in contact te komen met een meisjesinternaat. Het was in mijn beleving iets raars. Ineens 40 jongens naar 40 meiden van 14/15 jaar. Och, het was niet ongezellig en in die tijd goed bedoeld, maar het voelde voor mij wat onnatuurlijk aan. Als groepsleider deed je overdag voorbereiden op sporten, een sportkwis elke week organiseren, groepen op school, die vrij waren opvangen, de was die de jongens hadden, sorteren en noteren en als die schoon terug kwam van de wasserij, alles weer sorteren en klaar leggen, zodat ieder het met naar zijn kamer kon nemen. ‘s Morgens kwam de werkster, om de algemene ruimtes schoon te maken. Toiletten, urinoirs en stofzuigen van de hele benedenverdieping en alle slaapkamers. Dat laatste werd niet elke dag gedaan, dat was geen doen, maar zodra hun geweest waren, kon je het paviljoen weer zien blinken.
Ik ging zo nu en dan ook even naar hun toe, voor een grap of grol en om ze wat aandacht te geven. Een paar jaar nadat ik groepsleider werd, kregen de leken een aparte ruimte om koffie te drinken. Ja, ik denk dat er broeders waren, die bezwaar hadden tegen het feit, dat wij altijd maar door dat kloostergebeuren ronddwaalden en toch min of meer het kloosterleven verstoorden.
De sporthal was er al in 1969 toen ik kwam en later is het zwembad gekomen. Ik heb geen idee wat men voor kostgeld moet betalen, maar het zal niet goedkoop zijn geweest. Ik had maar een doel: genieten van de resultaten van mijn werk t.b.v. de jongens die ik in mijn groep had. Ik voelde mij regelmatig, gezien mijn leeftijd, een van hun. Soms zat er minder dan 10 jaar verschil in.
We hadden jongens die zeer handvaardig waren en ik werd er door geïnspireerd, door wortels van bomen uit de grond te trekken, die een bepaalde vorm hadden.
Ik had bijv. een olifantenkop, die je door anders neer te zetten, ook een haai kon zijn. We hadden een jongen in de groep, die maakte boten en deed dat zeer vakkundig. Ik was zeker in handvaardigheid een onbenul.
Ik moest altijd naar Dries, de timmerman, die een werkplaats had in het bos, in de buurt waar de politie met hun honden trainden.
Naast Dries was er ook een schilder, die helaas doofstom was, maar samen hebben we veel gelachen. Hij kon met houtskool prachtige dingen ontwerpen. Hij heeft voor mij de omslag van mijn werkstuk aan de Sociale academie Markendaal ontworpen.
Ik had de laatste jaren een hond, een boxer en die zat ‘s nachts in een buitenhok, naast de timmerwinkel van Dries.
Ik heb in de tijd van Eikenburg kennis gemaakt met de Zonnebloem. Broeder van Heugten was de grote animator. Na het eerste Zonnebloemkamp werd ik hoofdbrancardier en soms draaide ik 3 kampen per grote vakantie. Ik vond het heerlijk om te zorgen en hierdoor ben ik terecht gekomen in de geestelijk gehandicaptenzorg, wat later gelukkig veranderd is in zorg voor mensen met een verstandelijke beperking.
Met de geest zoals wij dikwijls denken, was niets mis.
Eikenburg is voor mij een mooie tijd geweest en gelukkig dat ik toen niets wist van misbruik. Daar dacht je zo wie zo niet aan, want ik onze ogen waren de broeders al half op weg, om naar de hemel te gaan. Hoe naïef kun je zijn, blijkt achteraf.
Mede hierdoor en privé-ervaringen heb ik een hele omslag gemaakt. Ik moet mensen heel goed kennen, om ze te kunnen vertrouwen. Niet goed misschien, maar door schade en schande wordt men wijs.
Samenvattend: vijf mooie jaren gehad en ik ben er volwassener van geworden.
Oud Eikenburgers en ander betrokkenen: BEDANKT!
ad broos