Op 9 augustus 1876 verscheen ten raadhuize van Sint-Oedenrode, aanklager Martinus Adriaanzoon van Oorschot 55 jaar timmerman.
Hij zat voor omtrent een uur geleden met de veldwachter Johannes van der Heijden en meer anderen voor de deur van P. P. van Hombergh, toen ik hoorde dat genoemde veldwachter zei ‘Driek van Schijndel is een schelm’, waarop ik antwoordde ‘dan zijt gij een laffe politie als gij hem niet gearresteerd hebt voor zulk een zaak’. Hierop heeft hij mij gelast, mede naar de burgemeester te gaan. Bij het huis was de Burgemeester niet thuis. Hij gaf mij een klap en trok zijn sabel en sloeg naar mijn hoofd, doch Cornelis Latijnhouwers greep de sabel nog even, zodat hij mijn oor slechts raakte, dat als u kunt zien bloedt. Wij vatte elkaar daarop aan, doch werden door de omstanders uit elkaar getrokken. Ik bespeurde toen dat er in mijn broek nabij den rechterzak, zich een gat bevond, zeer waarschijnlijk toegebracht door een steek van den sabel. Getuigen over deze zaak waren: P.P. van Hombergh, Cornelis Thomaszoon Latijnhouwers 35 jaren landbouwer te Sint-Oedenrode
en Conrad Pierre Spruitenburg 38 jaar klerk te Sint-Oedenrode. Toegang 7634 inventaris 98,
Zie ook Delpher, Provinciale Noord-Brabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant van 22 augustus 1876 het bericht over de veldwachter Johannes van der Heijden amokmaker te Sint-Oedenrode