Het waren zulke buitengewoon aardige mensen. Heel erg gezellig. Veel grappen en grollen en een "enkel" potje bier. Ik was lid in de jaren '50.
Mijn vader was, jaar in jaar uit, keizer. (Je was keizer als je 3 jaren achtereen koning was geworden tijdens het koningsschieten). De volgende beste schutter
mocht zich dan koning noemen. Dat is me in die tijd een keer gelukt.
Mijn vader was, voor die tijd in de jaren '40, lid van de handboogschutterij (Donatus?) in Beers. Als hij midden in de roos schoot, kreeg ik een
munt van twee-en-een-halve cent van hem. Enige tijd na de oorlog
stond hij in Nederlands zestal dat het helaas moest afleggen tegen
België. (In België).
Piet Rooyakkers was vaak op zijn luchthartige en luidruchtige manier ontevreden over zijn eigen prestaties. Op een handboogtreffen, ik
meen in Odiliapeel, riep hij: "Als het nou niet beter gaat, dan zaag ik mijn boog doormidden." Het ging niet beter. In het café riep hij luidkeels om een zaag.
Dwars op twee stoelen, met zijn knie op de boog, zette hij de zaag erop.
Hij keek nog rond, een beetje aarzelend, maar onder gejuich van de niet
geheel nuchtere toeschouwers, zaagde hij de boog middendoor.
(Wel makkelijk om mee naar huis te nemen. In die tijd ging een boog,
onder het stuur en het zadel vastgebonden, mee op de fiets.)
Vermeldenswaard; de bekende Brabantse beeldhouwer Manus Evers was
ook lid van de vereniging. Hij woonde op kleine afstand op kasteel Aldendriel
tegenover het café. Hij kwam puur voor de gezelligheid. Een heel beminnelijk
persoon. Ik heb hem nooit een boog zien vasthouden. Een jaar dreigde hij
geroyeerd te worden omdat hij kort bij kas zat en de contributie niet kon betalen. Dat hebben toen andere leden voor hem betaald.