Vorige week ontmoette ik een oud-bewoonster van Antwerpsestraatweg, waar Jan de Crom en ik ook woonden. Zij heeft het volgende te vertellen: "Ach, wat een herinneringen roept dit verhaal van de Zwarte Kludde bij mij op, want ook wij, meisjes van een jaar of tien, slopen diep op ons hurken onder de raamkozijnen van dat bewuste huisje met die enorme moestuin naar het vijvertje van Van Dam met een bloedstollende angst voor het gevaar betrapt te worden.
Van Zwarte Kludde heb ik nog nooit gehoord. WIJ waren als de dood voor de vrouw des huizes: Anna Roetepesé. Dit zal wel een verbastering van haar naam geweest zijn. De mare ging, dat ze een heks was die, zodra er iemand zonder toestemming over haar erf ging, ze haar huisje uit kwam rennen met een enorm groot en glimmend mes en je de kop afsneed, als ze je te pakken had. En elke keer als we naar het vijvertje van Van Dam gingen, moésten we langs dat huisje.
Met trillende ledematen en angstzweet op ons rug dwongen wij ons dat afschuwelijke pad naar het huisje op te lopen, onder de raamkozijnen door te sluipen, terwijl we bijna gek van angst werden. Het was daar ook altijd opmerkelijk en spookachtig stil. Dat was vast om de afschuwelijke spanning te verhogen. We voelden elkaars hart als een bezetene tekeergaan, als we hand in hand langs dat spookhuisje slopen en we pas tot bedaren kwamen, als we drijfnat van het angstzweet bij het vijvertje aan kwamen rennen en zó blij waren dat ons hoofd er nog op zat, dat we van de zenuwen in een lachbui uitbarstten die zeker een kwartier duurde.
Ach ja, Anna Roetepesé. Maar ook wij hebben daar nooit enig teken van leven gezien; niet eens rook uit de schoorsteen in de winter en dát was helemaal verdacht.
Toch bestond ze, want heel af en toe kwam ze met een kruiwagen met mest of met iets anders onze straat inlopen om die inhoud af te geven bij iemand uit de buurt. Ze zag er eigenlijk heel normaal uit, een beetje vreemd dat wel, ze had Slavische trekken en schonk nergens aandacht aan, maar in de veilige straat boezemde ze ons geen angst in, al wist je het bij heksen maar nooit. Uit veiligheidsoverwegingen bleven we toch maar op een afstandje.
De mensen zeiden dan: ‘Daar komt Anna Roetepesé weer met haar kruiwagen.’
Bij haar eigen huisje heb ik haar nooit gezien, noch iemand die Zwarte Kludde geweest kon zijn. Misschien was het zo, dat het inderdaad een manier was om kinderen van andermans erf af te houden en was Zwarte Kludde voor de jongens en Anna Roetepesé voor de meisjes een afschrikbeeld voor onbetamelijk gedrag. Of misschien woonde daar wel een echtpaar en hebben die twee zich het apelazerus zitten lachen achter hun gehaakte gordijntjes bij het zien van die volslagen hysterisch bange kinderen. Wie zal het zeggen? Een dierbare jeugdherinnering is het wel… "