Gebruik, hergebruik, ingebruikname van een bijzonder orgel
Het orgel dat nu in Oploo staat komt uit Sonsbeck. Lang is verondersteld dat het oorspronkelijk uit een klooster stamde, en dat het in 1803 naar Sonsbeck kwam. Aannemelijker is de gedachte dat het in 1803 ergens werd afgebroken en dat de Gebr. Franssen uit Horst het in 1845 gebruikten voor de bouw van een gelegenheidsaanbieding of, zoals zij het noemden, een “economie-orgel” voor de Maria Magdalenakerk te Sonsbeck bij Xanten, ook al zou Oploo’s Memoriale van 1862 de indruk kunnen wekken dat het orgel al eerder in Sonsbeck stond. We lezen: in het jaar 1845 grootendeels vernieuwd, maar het voldeed aldaar niet goed om de grootte der kerk, maar voornamelijk om slechte constructie; en er was slechts een Clavier, maar was zoo ingerigt, dat het orgel verdeeld werd in manuaal, positief, Echo en vrij of afzonderlijk Pedaal.
In 1860 besloot het Kerkbestuur van Oploo tot verfraaijing en verbetering der kerkmeubelen voor de in 1835 gebouwde kerk van Oploo van het "Jaarlijksche batig slot" een orgel aan te schaffen. Men riep de hulp in van de landelijk vermaarde en veel geraadpleegde orgeldeskundige Boxmeerse karmeliet Broeder Gregorius van Dijk (Kleef 1816 Boxmeer 1894). Deze stelde een uitvoerig ontwerp op voor een nieuw te laten bouwen orgel. Dit plan bleef liggen en Van Dijk zal het kerkbestuur hebben geattendeerd op het te koop staande orgel van Sonsbeck. Wie het orgel naar Oploo overplaatste staat beschreven in het Streekarchief te Grave. Op 6 juni 1862 verplichtte Johann Winkels (Wissen/Weeze 1830 Boxmeer 1907) zich het orgel over te plaatsen en uit te breiden. Op 21 mei van het jaar daarop werd hij met 783 betaald. In het memoriaal op de pastorie wordt slechts vermeld dat er meerdere malen werklieden van en naar Venray moesten komen, zonder Winkels met name te noemen. Hieruit valt af te leiden dat het orgel toen in Venray gestaan moet hebben. In dezelfde map in Grave is te vinden dat het orgel op 27 mei 1862 met 700 hol-laendischen Gulden aan de pastoor van Sonsbeck betaald is.
De aanschaf van het nieuwe orgel in Oploo was een van de redenen dat Boxmeer een orgelmaker onder zijn bewoners kreeg. Dat was Johann Winkels, degene die het orgel van Sonsbeck vanuit Venray in Oploo opbouwde.
Omdat zij gezamenlijk bij Rütter in de leer geweest zijn, kende Winkels de gebroeders Franssen die in Horst een orgelmakerij runden, en zal het orgel niet vreemd voor hem geweest zijn. Deze firma het na 1845 logischerwijs in onderhoud.
De vrije heerlijkheid Boxmeer was eeuwenlang een vrijplaats voor het katholieke volksdeel in het protestantse generaliteitsland dat Brabant na de 80-jarige oorlog geworden was. Dankzij de inspan-ningen van de sinds 1506 heersende Heren van den Bergh bloeide Boxmeer op en vestigden zich hier ondernemers die met hun vaardigheden van hoog artistiek gehalte de religieuze cultuur een onbetwiste standing gaven: Al rond 1670 maakte Rhabanus Raab hier een monstrans en Rutger Joseph Raab (1755-1839) leidde hier als koopman en zilversmid een atelier van waaruit tot ver in Pruisen de kerken van kostbaarheden werden voorzien. Op verzoek van de graven vestigden zich hier in 1653 vanuit Vlaanderen de Karmelieten, een kloosterorde die zich onder meer toelegde op de integratie van kunst in het kloosterleven en het onderwijs
Vanaf 1835 was hier ook Jacobus Franciscus Beuijssen gevestigd. Als “Fabrikant van Kerk- en huis-meubelen” ontwierp en maakte hij met zijn medewerkers menig kerkinterieur van hoog artistiek gehalte. Vanwege de katholieke emancipatie was er volop werk, en zijn eerste orgelkas dateert van 1831, voor nota bene het orgel dat Franssen bouwde voor Meerlo. Behalve interieurs ontwierp en bouwde hij ook kerken (Siebengewald 1867 en 1876/7, Afferden, L. 1868, en Vortum 1879/80).
Tussen de nu Duitse plaatsen Weeze en Kevelaer ligt het buurtschap Wissen. Rond het kasteel daar hadden zich verscheidene families gevestigd die elk hun eigen specialiteit hadden. De timmerman van Wissen kwam zo al sedert zeker de 17de eeuw uit de familie Winkels . Als lid van minstens de vierde generatie werd op 1 juli 1830 Johann Baptist Winkels geboren als zoon van Christian Winkels en Johanna Terhoeven. Net als zijn broers leerde ook Johann het timmermansvak bij zijn vader in de werkplaats.
Het ligt voor de hand dat Johann tijdens timmerwerkzaamheden in kerkinterieurs kennis gemaakt zal hebben met een andere ambachtsman, de orgelmaker. In het nabijgelegen Kevelaer was toentertijd de orgelmaker Wilhelm Rütter (1812 1887) werkzaam . Van deze Rütter staat vast dat hij zijn orgelbehuizingen zelf vervaardigde; Rütters volgende werkzaamheden zijn bekend, waarbij Winkels te maken gehad kan hebben: Kevelaer (O.L.V. 1840 en de "Kerzenkapelle" 1842/3), Zyfflich (H.Martinus 1841), Hartefeld (H.Antonius 1844), Zevenaar (1846), Sevelen (H.Antonius 1849) en Till (H.Vincentius 1860). Vast staat dat hij in 1856 als leerling betrokken was bij de bouw van Rütters orgel in Kleve-Düffelward . In 1871 is er weer contact tussen Winkels en Rütter geweest toen de laatste een nieuw orgel leverde voor de kerk van de H.Martinus te Gennep; het oude instrument bracht Winkels over naar de kerk van de H.Dyonisius te Heijen.
Evenmin is het ondenkbaar dat Johann als 26-jarige mee op karwei geweest is naar Hernen in Nederland toen Rütter daar in 1856 een nieuw orgel in de kerk van de H.Judocus plaatste.
Behalve bij Rütter kan Johann Winkels ook in de invloedssfeer van Johann Daniël Nolting (1757 1848) uit Emmerik gekomen zijn; in verschillende plaatsen waar deze in Nederland werkzaam geweest is zien we Winkels als zijn opvolger: Arnhem (St. Walburg en St. Eusebius), Haps, Otter-sum, en in de Achterhoek . Algemeen wordt aangenomen dat Nolting de leermeester van Rütter geweest is . Onmiskenbaar draagt de kas van Oploo’s orgel kenmerken van andere Nolting-orgels.
De eerste vermelding van Winkels’ bezigheden als orgelmaker is te vinden in het Streekarchief ‘Land van Cuijk’ te Grave en wel in het Parochiearchief van Oploo: in 1862 wordt hem dan opgedragen het oude orgel van Sonsbeck naar Oploo over te plaatsen.
Johann woont dan in Venray, waar hij in datzelfde jaar de balgen van het orgel in de Petrus’ Bandenkerk repareerde. Het is nog niet duidelijk waarom Johann naar Venray getrokken is; mogelijk was er een relatie met de franciskanen of franciskanessen in die plaats, maar Venray had ook een orgelbouwtraditie: vanaf ca. 1785 was Johann Reiner Titz (1749 1825) hier als orgelmaker werkzaam geweest. Na Titz’ overlijden werd diens orgelmakerij voortgezet door de Gebr. Franssen die in het nabije Horst woonden . De orgelmakerijen van Franssen te Horst en die van Winkels te Venray hebben tot 1867 naast elkaar bestaan . Van Winkels is bekend dat hij in Venray bij een hospita woonde; mogelijk werkte hij toen bij of met de Gebr. Franssen. Op meerdere plaatsen zien we Franssen zowel als Winkels of Bik aan hetzelfde orgel aan het werk: Lottum (1829/1896-1902), Meerlo (1831/1913), Broekhuizenvorst (1845/1914), Velden (1859-85/1896-1921), Sevenum (in 1862 maakten beiden een offerte), Bodegraven (1874/1948/51), Altforst (1913/1918). In 1913 werkte Franssen in Altforst en Winkels in het buurdorp Batenburg.
Toen de Franssens in 1867 verhuisden van Horst naar Roermond , besloot Winkels zich in Boxmeer te vestigen. Hier had hij in 1862 tenslotte organist broeder Gregorius van Dijk leren kennen, de orgeldeskundige met invloed in binnen- en buitenland. Bovendien had hij zo minder concurrentie te duchten van gevestigde vakbroeders als de al genoemde Franssen in Roermond, Van Dinter in Tegelen of Vermeulen in Weert. Broeder Van Dijk was geboren in Kleef en stond op goede voet met Rütter, die broeder Gregorius’ uit 1677 stammende en in aanleg door Blasius Bremser gebouwde Boxmeerse orgel in 1845 met een vrij pedaal had mogen uitbreiden. Belangrijker wellicht was de kennis die hij in de loop van de tijd gekregen had aan kasteleinsdochter Claartje van der Putten, met wie hij trouwde en in 1870 zoon Harrie kreeg.
Toen Winkels het orgel in Oploo plaatste, verloste hij het van Franssens economieladen en voorzag hij het op aanwijzing van de Broeder Gregorius van Dijk van de beproefde mechanische sleepla-den. Twee discantregisters, een Bourdon en een Flauto Traverso werden in de bas uitgebouwd en daarnaast leverde hij een nieuwe Kromhoorn en een Salicionaal. Ook breidde hij het Pedaal uit tot 27 tonen. Het Pedaal is het klavier dat met de voeten gespeeld wordt. Hierop stond een aanvankelijk Posaune 16’ die Winkels door een Subbas 16’ verving, een register dat dit keer op-nieuw gebruikt is.
Omdat ook Oploo in de vaart der volkeren meeging, verving Vermeulen uit Weert die oude sleepla-den in 1931 door moderne pneumatische kegelladen. In 1991 was de in Boxmeer gevestigde stich-ting Johann Winkels Kerkorgelfabriek Boxmeer gaan inventariseren hoeveel sporen van Winkels er nog in de omtrek te vinden waren, en mede hierdoor werden de onderzoekers getroffen door de kwaliteit die dit instrument te bieden leek. John Blummel uit Oss herstelde het instrument waar-door het zich kon manifesteren. Zo zelfs, dat Ton van Eck, die namens het Bisdom Blummels werk keurde, de wens uitsprak om het orgel om te bouwen of het van een historisch binnenwerk te voorzien, een wens die toen heel ver weg leek.
Mede dank zij bemiddeling van de Orgelkring Gregorius van Dijk kwam het Kerkbestuur in de gele-genheid deze wens, de ombouw naar een mechanisch orgel, te realiseren, en zo werd gekozen voor een orgel van het Rijnlandse type, de stijl waarin zowel Johann Daniël Nolting als Rütter zich manifesteerden en voor Johann Winkels de grondslag was. Afwijkend van dit type orgel is het vrije Pedaal, maar het is goed dat deze echo van de Boxmeerse inbreng als regionaal trekje toch gehandhaafd blijft! Het is zo aangelegd, dat het duidelijk als een toegevoegd element herkend wordt. De geschiedenis herhaalt zich en wat Winkels in 1862 deed, presteert de firma Pels & Van Leeuwen bijna 150 jaar later: de wedergeboorte van een orgel dat in zijn lange leven van veel orgelmakers iets meekreeg:
±1790 nieuwbouw Nolting (?, Emmerich) voor ??
1845 herbouw Gebr. Franssen (Horst) in Sonsbeck
1862 restauratie Winkels (Venray, na 1867 Boxmeer) in Oploo
1868 kast gesierd met de drie beeldjes Geloof, Hoop en Liefde, geleverd door atelier Beuijssen (Boxmeer) in Oploo
1931 en ‘68 modernisering Vermeulen (Weert) in Oploo
1991 revisie door Blummel (Oss) in Oploo
2008 restauratie Pels & Van Leeuwen (’s-Hertogenbosch) in Oploo
Tenslotte de dispositie:
Manual (II) Positif (I) Pedal Manualkoppel B/D
Bordun 16’ Gedact 8’ Bordun 16’ Pedalkoppel
Prestant 8’ Flöthe Dolce 8’ Flöthe 8’
Bordun 8’ Prestant 4’ Octav 4’
Prestant 4’ Flöthe Does 4’ Trompete 8’
Flöthe 4’ Octav 2’
Quint 3’ Quint 1 1/3’
Octav 2’ Flageolet 1’
Mixtur 4 fach Krummhorn B/D 8’ Manuaalomvang C-g3, 56 tonen
Trompete B/D 8’ Pedaalomvang C-d1, 27 tonen
©Wout van Kuilenburg, Boxmeer 2009