De beschrijving van De Veste zoals ik het kende komt volledig overeen met het hoofdstukje "Provadya' hierboven. Alleen kan ik me de term Provadya totaal niet herinneren, ik kende enkel De Veste.
Dankzij een iets ouder vriendinnetje bij ons in de Houtmanstraat kwam ik daar terecht. Het was een voormalige school, met een voorgebouw waar een soort van kunstacademie in de diverse vroegere klaslokalen zat, een binnenplaats, en een achterbouw waarvan de benedenverdieping de voormalige sportzaal was. Daar gebeurde het allemaal. Daar hielden wij ons bezig met wat tegenwoordig 'chillen' genoemd wordt. Met inderdaad vloeistofdia"s, blowen, alternatieve muziek, soms een optreden, en ook proberen meisjes te versieren. Maar zoals ik al zei: ik was een totaal onervaren puber die eigenlijk blij was dat hij ergens terecht kon, dus veel verder ging het allemaal niet.
In de bovenverdieping waren er voormalige klaslokalen waar er van alles gebeurde (orgies?) of bekokstoofd werd (kraakplannen?) waar ik, als jonkie, nooit aan te pas kwam. Daar zat misschien Provadya?
Dit alles beslaat inderdaad de periode 1968 tot 1972, zoals ook beschreven in het bovenstaande stuk 'Provadya'. Maar nogmaals: voor mij was het De Veste.
Doordat ik zo jong was, aardde ik niet in andere uitgaansplaatsen. Op de Havermarkt raakte ik zelden ergens binnen wegens te jong (ondanks dat twee ooms van mij dik bevriend waren met de gebroeders De Pree, en ondanks dat ik gebuur en bevriend was met Ad Van Koolwijk, een van de bekendste portiers van de Havermarkt). Trouwens: ik was meer een bluesliefhebber, geen discotheektype, en vooral: ik had de centjes niet!
Iets alternatiever maar nog altijd een feestplaats, was er Het Klapcot. Eigenlijk hetzelfde verhaal: te jong en geen geld.
Nog alternatiever had je De Trapkes, De Beijerd en Het Hijgend Hert. Daar kwam ik al eens meer, maar zoals in jouw bovenstaande artikel wordt gezegd: soms wel iets te elitair en/of intellectueel, wegens cliënteel van Sint Joost of de Sociale Academie. En weeral: iets te jong, en geen geld.
Dus bleef De Veste over als goedkope en toch leuke uitgaansmogelijkheid....
En om van een niet zo leuke thuissituatie weg te zijn, waren er ook de twee communes in de Hoge Vucht. Een grote flat in waarschijnlijk de Daniel Marotstraat en zeker een huis in de Kaprijkestraat (ik dacht in mijn vorige bericht dat het respectievelijk de Jacob Romanstraat en de Temsestraat was. Ja, ik heb nog wat opzoeking gedaan...)
Twee adressen waar er altijd heel veel volk aanwezig was als bewoner of bezoeker, er bijna constant gefeest werd, en iedereen welkom was: van zeer jong scholiertje zoals ik, tot middelbare maatschappelijk werker, en alle leeftijden en beroepen daartussen. Geweldige tijden daar meegemaakt, alleen geen echt heldere herinneringen meer wegens de jaren en een mist van wiet-rook...
Uiteindelijk gaat het hier over een periode van “maar” vier jaar, maar ik heb die zeer intens beleefd. Ik heb zelfs twee keer een korte tijd in Amsterdam doorgebracht, officieel op bezoek bij een vakantievriendje, maar in werkelijkheid wat rondzwervend. Als 15-jarige zeker toen niet zo vanzelfsprekend.
Dit alles maakt dat ik op die korte tijd meer heb meegemaakt dan anderen op hun halve leven.
En raar maar waar is me dat de rest van mijn leven constant overkomen. Ik heb verschillende levens geleefd, carriëres en beroepen gehad in zeer uiteenlopende en soms rare sectoren, enorm veel gefeest, veel mensen verder geholpen, zeer geëngageerd geweest. Een kroniek van mijn leven zou meerdere boeken tellen.
Maar het Bredase gedeelte van mijn leven blijft wat leeg. Ik heb uiteraard mijn herinneringen, maar verder weinig of niets tastbaars, vermits mijn vader (zoals ik al eerder vermeldde) het nodig vond om alles over zijn kinderen te vernietigen. En daarom blijf ik nieuwsgierig en rondzoekend over Bredase zaken van 1960 tot 1975.