De opdrachtgever tot het bouwen van de draaibrug in 1884 was niet de gemeente Etten en Leur of Zevenbergen, maar Gedeputeerden Staten van Noord-Brabant. Ook werd tol geheven om deze draaiburg te kunnen passeren. Het was de bedoeling om een vaste burgverbinding aan te leggen. De meerkosten, welke een draaibrug met zich mee brachten, moest door particulieren worden gedragen. Dit werd vastgesteld op 1/9 deel van de totale kosten door Provinciale Staten. De gemeente Etten en Leur heeft zich garant gesteld voor dit deel in de kosten. De brug is niet door Heerma van Voss aan de gemeente geschonken.