Ja, beide stichtingen waren privaatrechtelijk opgericht door de pastoor van de parochie op wier grondgebied zij statutair verblijf hielden. Daarin heeft Norah gelijk. Ze richtten zich naar de Regel van de Tweede Orde van Sint Fransiscus, met tal van excepties, maar waren niet opgenomen in het universele kloosterverband in canonieke zin dat direct viel onder het Romeinse Directorium, Generalaat en Dicasterie. Met de Procureur bij de Heilige Stoel. De pastoors deden dat, opdat zij met name de salarissen van de religieuzen konden doen afdragen aan de kas van het kerkbestuur van hun parochie. De pastors waren ambtshalve voorzitter van het stichtingsbestuur in burgerrechtelijke zin. Je kunt dus een Fransiscaanse kloostergemeenschap zijn zonder deel uit te maken van de universele unie van de Fransiscaanse Orde, die overigens ook bestaat uit een confederatie van de verschillende religieuze nationaal georganiseerde provinciale kloostercongregaties die meestal zijn opgericht als beperkt rechtsbevoegde verenigingen. Ik kan daarop wel nader in gaan, maar dat heeft niets te maken met de intrinsieke inhoud van mijn bijdrage die gewijd is aan de liturgie van het Lof met uitstalling van het Allerheiligste. De pastoor was rekenplichtig jegens de fiscus, en moest ook de inspecties vanwege de overheid die subsidieerde laten plaatsvinden en de aansprakelijkheden aanvaarden die daaruit voortvloeiden. De Commissie-Deetman heeft zich uitvoerig met deze juridische inbedding van dat soort geestelijke stichtingen en verenigingen bezig gehouden, omdat het zo opvallend was dat de door die Commissie onderzochte ontucht door geestelijken -- waaronder ook nonnen zijn te begrijpen -- per denominatie zo verschilde per organisatie. Waarom, zo was de vraag, had je die ontucht nu veel vaker bij de Salesianen dan bij de Norbertijnen en waarom was de modaliteit ervan ook zo uiteenlopend? Dat had veel te maken met de clausuurregelingen, de verplichting van de "stabilitas loci" (de eis dat men het kloosterrein niet verliet) en de interne gezagsverhoudingen. Maar daar ging deze bijdrage niet over.