skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Waterpioniers, de voorgeschiedenis van de zeeverkenners (1)

Voorafgaand aan de oprichting van de zeeverkennersgroep “Karel Doorman” is nogal het één en ander gebeurd wat, naar later bleek, de aanleiding is geweest tot het ontstaan van deze groep. We gaan hierbij terug naar de vijftiger jaren van de vorige eeuw toen de oude haven nog volop in bedrijf was. Deel 1 van een tweeluik.

De oude binnenhaven van Bergen op Zoom
De oude binnenhaven van Bergen op Zoom


De Franse kust met hoogaarsen
De Franse kust met hoogaarsen

Op de plaats waar nu het huidige clubhuis staat was in die tijd de Theodorus polder met zijn uitgestrekte vette kleilagen, met in het midden, waar nu het bedrijf Cargill staat, een markante oude hoeve.

Ter hoogte van de huidige zwaaikom was indertijd de ingang van de oude haven en tevens ook die van de voormalige jachthaven. Deze ingang werd enerzijds geflankeerd door een vrij zware zeedijk, die eindigde in een havenhoofd de z.g. Kop van t. Hoofd. Hier lag een unieke witte ton- de enigste in Nederland- ter markering van het begin van het Bergse Diep.

De Kop van ‘t Hoofd met aan stuurboord de witte ton
De Kop van ‘t Hoofd met aan stuurboord de witte ton

Aan de andere kant lagen de voormalige oesterputten van Van Dordt, voorzien van een zanderige vlakte die de Franse kust werd genoemd. Twee maal per etmaal viel de haven droog en wanneer het water weer naar zee was vertrokken bleef er een meters dikke vette modderige laag blubber achter. De binnengevaren schepen als gevangen achter zich latend.

Het opkomend getij ging gepaard met de geur van ansjovis en waar de donkerblauwe modder plaats moest maken voor het zilte lauwe water ontstonden kleine geultjes, waarin talloze krabben hun vers aangevoerde kostje bij elkaar scharrelden.

Dit was omstreeks eind vijftiger jaren, zestiger, waarin ik de leeftijd had van veertien à vijftien jaar en danig onder de indruk was van alles wat met water maken had.

Ieder vrij moment was ik aan de haven te vinden tot grote ongerustheid van mijn moeder, die om daar van gevrijwaard te zijn, mij geld mee gaf om in het gemeentelijk zwembad zwemles te nemen. Wij, in ons jeugdige overmoed, waren echter in de volle overtuiging dat we met ons aangeboren zoutwatergevoel dit ons zelf wel konden aanleren in de nabijgelegen oesterputten. Het lesgeld besteedden we echter zo verantwoord mogelijk in het snoepwinkeltje van Marie Henning op de hoek van de oude haven.

In deze periode waren er alreeds plannen voor de nieuwe Theodorushaven en mede hierdoor was het onderhoud aan de haven en de nabijgelegen Franse kust minimaal.

Het enige onderhoud bestond uit het spuien van de vaargeul. De kanten bestonden destijds uit vettige stinkende modder, waarin het wemelde van grote zwarte glanzende ratten, die je zo tegen de avond soms in grote getale voor je voeten weg zag springen. Toch was deze omgeving voor ons opgeschoten jongens één groot avontuur. We scharrelden tussen de kano’s die op de kant lagen en keken met jaloerse blikken naar de ouderen die zich al wel een oude sloep aan hadden geschaft.

De werf van Bram Boer met kano’s
De werf van Bram Boer met kano’s

Zo kwamen we natuurlijk ook in aanraking met andere jongens- meisjes waren in die tijd nog niet in beeld- met allemaal dezelfde interesse en er werden al snel plannen gesmeed om een heuse zeeverkennersgroep op te richten.

Enkele van ons waren al voorzien van insignes, die ze hadden vergaard bij de landverkennerij en hadden al de nodige ervaring in het leggen van mastworpen en het stoken van vuurtjes. Eén van ons echter was een heuse zeeverkenner, met zijn ouders overgekomen vanuit Groningen. Hij had zelfs een echt donkerblauw uniform en witte zeilpet en stond daardoor in het middelpunt van de belangstelling en was daardoor ook de initiator van de groep, die we al snel - omdat we niet officieel waren- de “waterpioniers” doopten.

Jachtjes uitrustend in de zwarte modder.
Jachtjes uitrustend in de zwarte modder.

De eerste activiteiten bestonden niet veel meer dan slenteren langs de Franse kust en langs de steigers van de vissershaven, waar de hoogaarsen langzaam binnenvoeren met hun lading verse ansjovis.

Nog hoor ik het geluid van de ééncilinder Kromhout dieselmotoren die hun komst al van verre aankondigden met hun karakteristiek geluid: “tabak..tabak…tabak”.

De uniformen die we droegen hadden een meer operetteachtig karakter. Korte broek en blauwe trui waren in ieder huishouden wel voorradig. Insignes zaten nog wel op een oude verkennersblouse en gekleurde linten kochten we Kuerten fourniturenhandel op de Bosschstraat.

Maar hoe kwamen we in hemelsnaam aan baretten?. We prakkiseerden ons suf, tot iemand op het lumineuze idee kwam om oude afgedankte chauffeurspetten bij de BBA garage aan het station te vragen. Klep eraf gesloopt en een witte overtrek gemaakt uit de rug van moeder’s zondagse witte blouse.

Zo stonden we dan aangetreden op de vlakte van de Franse kust, zonder officiële erkenning, zonder leiding, en erger nog….zonder boot!

Wil je weten hoe het verdergaat? Klik dan hier

 

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.