
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
In de Udense archieven bij het BHIC is behalve de hiervoor aangehaalde akte (op scan 65) verder niets te vinden over deze Franse heren, maar gelukkig is het archief van de familie De Beaulaincourt bewaard gebleven en zelfs gedeeltelijk uitgegeven. Het betreft hier een adellijke familie uit de omgeving van het Noord-Franse Béthune. Vader Charles-Louis-Ange chevalier de Beaulaincourt (1737-1802) had als kapitein in het regiment van de Languedoc gediend, kreeg in 1780 de orde van Saint-Louis en ging in 1781 met pensioen. Uit zijn huwelijk met Jeanne-Marie-Marguerite Segon, vrouwe van Hamel, Vertbois etc. (1750-1815) stammen onder andere Charles-Albert-Joseph-Ange (1772-1846) en Louis-Joseph-Ange (1774-1856).
De oudste zoon, Charles-Albert-Joseph-Ange, schreef in juni 1814 een brief aan de nieuwe Franse koning Lodewijk XVIII, waarin hij zijn diensten aanbood en bovendien verzocht om hem tot ridder in de orde van Saint Louis te benoemen vanwege zijn verdiensten voor de royalistische zaak. Hij zette dit verzoek kracht bij door een État de services, een overzicht van zijn activiteiten, bij te voegen. En die État biedt onder andere ook enige opheldering over zijn verblijf in Uden.
Charles-Albert-Joseph-Ange begon al op jonge leeftijd, in de voetsporen van zijn vader, een carrière in het Franse leger. In 1788, hij was toen zestien jaar oud, trad hij toe tot het régiment d’Auxerrois, in 1790 werd hij onder-luitenant. Intussen was de Franse Revolutie losgebarsten. In 1791 koos Charles net als veel van zijn mede-officieren voor emigratie. Hij sloot zich aan bij het leger van de hertog van Bourbon en nam deel aan de veldtocht van 1792.
Kort daarop werd hij en Hollande ernstig ziek. Hij kon de actieve dienst pas weer in 1794 hervatten. Verder maakt hij geen woorden vuil aan deze periode, maar uit de hierboven aangehaalde notariële akte blijkt overduidelijk dat Charles tijdens zijn ziekbed en herstel in Uden verbleef, samen met zijn jongere broer Louis-Joseph-Ange, met wie hij blijkbaar sinds hun emigratie gezamenlijk optrok.
Na hun vertrek uit Uden sloten de broers zich weer aan bij het emigrantenleger, om precies te zijn: Charles werd cadet in de 8e compagnie van de huzaren van Rohan, 2e divisie onder commando van graaf Charles de Béthisy. In die rol nam hij deel aan de terugtocht van het Engelse leger uit de Tielerwaard in januari 1795. Door zijn kordate optreden wist hij een Engels infantieregiment dat ingesloten dreigde te worden door de oprukkende Franse revolutionaire troepen te ontzetten en in veiligheid te brengen. Toen de Republiek der Verenigde Nederlanden in de eerste maanden van dat jaar in een razend tempo ineenstortte, trok het Engelse expeditieleger, inclusief de huzaren van Rohan, zich terug naar Oost-Friesland en verscheepte vandaar naar Engeland. Charles ging echter niet mee, maar sloot zich aan bij het emigrantenleger van Condé, waarmee hij de daaropvolgende jaren bleef strijden tegen de revolutionaire machthebbers in zijn vaderland.
Moegestreden verliet Charles in 1799 de strijd. Zijn familie en vaderland lokten, maar hij kon niet zomaar naar huis, zijn naam stond op de lijst van emigranten en op emigratie stond de doodstraf. Charles’ metgezel te Uden, zijn broer Louis-Joseph-Ange, over wiens wederwaardigheden in de tussenliggende jaren we weinig weten, was in 1798 in Gent getrouwd. En ook Charles zelf was in 1800 in Gent, op dat moment onderdeel van de Franse Republiek, toen zijn naam officieel geschrapt werd van de liste des émigrés du Pas-de-Calais, waarschijnlijk door toedoen van zijn vader, die de hele revolutionaire periode in het land was gebleven. In 1801 keerde Charles terug bij zijn familie, stichtte een gezin en leefde hopelijk gelukkig en in ieder geval nog lang: hij stierf op 74-jarige leeftijd op zijn kasteel in Vaudricourt.
Over het verblijf van de broers De Beaulaincourt in Uden zijn we al met al niet veel wijzer geworden. Waarom de broers juist in Uden zijn neergestreken, waar en bij wie ze in Uden hebben gewoond? We weten het niet. Wel is duidelijk dat ze erg jong waren, nog vooraan in de twintig, en dat Charles-Albert-Joseph-Ange, de oudste van de twee, ernstig ziek was. Charles zelf spreekt van une maladie grave, wat niet op een oorlogswond lijkt te duiden. Wat die ziekte dan wel was, ook dat weten we niet. In ieder geval is Charles in april 1794 voldoende hersteld om zich met een bewijs van goed gedrag uit Uden weer samen met zijn broer bij zijn strijdmakkers aan te sluiten en het verzet tegen de Franse revolutionairen voort te zetten.
R. Rodière en C. de la Charie, Archives de la famille de Beaulaincourt I. Annales de la Société d’Études de la Province de Cambrai II (Lille 1911)