Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Per 1 januari 1994 ging Zeeland samen met Schaijk verder als Landerd. Hierbij werd ingegaan tegen het advies-Schampers, waarbij werd voorgesteld met respect voor de historische situatie Zeeland en Boekel samen met Uden één gemeente te laten vormen. De Tweede Kamer koos echter voor de combinatie Zeeland-Schaijk-Reek. Bij een volgende herindeling in 2022 zijn de gemeenten Uden en Landerd samengevoegd tot de gemeente Maashorst.
De naam Zeeland heeft niets, maar dan ook helemaal niets met de gelijknamige provincie te maken. De dorpsnaam komt van het oud-hoogduitse selilant of de Latijnse variant daarvan, terra salica, dat “vrij erfgoed” betekent. Het gaat om een begrip uit de Frankische tijd, de periode tussen ongeveer 600 en 900. De term werd gebruikt om een vrij vestigingsgebied bij een herenhoeve aan te duiden. De naam Zeeland duidt er op dat dorp en buurtschappen zijn ontstaan rondom verspreid staande ontginningsboerderijen, de “salae”. In de loop der tijden zijn er allerlei varianten van de naam gebruikt: Zelant, Selant, Seelandt, Op-Zeeland en het huidige Zeeland.
Het gemeentewapen dat de Hoge Raad van Adel in 1818 aan de nieuwe gemeente Zeeland toekende, is eigenlijk heel bijzonder. Het lijkt een zogenaamd “sprekend” wapen te zijn, waarin de afbeelding een soort rebus is voor de naam van de gemeente. Waarschijnlijk heeft de ontwerper van het wapen zonder enig historisch besef gewoon een “zee” en een symbool voor “land” bij elkaar gevoegd om zo het woord Zeeland te verbeelden. De heraldische omschrijving van het wapen lijkt daar ook op te duiden: "van zilver, beladen met een kabbelende zee van lazuur, van boven een terras, beplant met een boom, in hunne natuurlijke kleuren."
Met een beetje goede wil zou je nog kunnen zeggen dat de breedgetakte boom in het midden van het wapen symbool staat voor het rechtspreken onder de linde, zoals de vroegere dorpsbesturen dat deden. Maar eigenlijk moeten we concluderen dat historisch gezien het wapen van Zeeland nergens op slaat.
De geschiedenis van Zeeland laat zich op de landkaart lezen. Het patroon van verspreide bewoning in buurtschappen is al zeer oud en nog steeds zichtbaar. Dat patroon stamt al van rond 1200 en daarna. In de 13e eeuw ontstonden de meeste dorpen en stadjes in deze omgeving, als gevolg van de explosieve groei van de bevolking. Dat was een trend in heel West-Europa. Om al die mensen te voeden was steeds meer landbouwgrond nodig. Er vonden dan ook op grote schaal ontginningen plaats, onder andere in Zeeland en omgeving.
Zeeland viel toen nog onder de heerlijkheid Uden, die deel uitmaakte van het Land van Ravenstein. In 1339 regelde de toenmalige heer van het gebied, Johan van Valkenburg, met schepenen van Uden een aantal zaken. Er moet dus toen al een lokaal bestuur geweest zijn. Dat blijkt ook uit de dorpskeur (dorpsreglement) die Johan van Valkenburg in datzelfde jaar aan het dorp Zeeland verleende en die meteen ook de oudste schriftelijke vermelding van Zeeland is.
Uit het Udense schepencollege ontwikkelde zich in de loop van de veertiende eeuw het zogenaamde Heikantsgericht, een schepenbank van zeven personen: drie uit Uden en Volkel, twee uit Boekel en twee uit Zeeland.
Zeeland en zijn buurtschappen waren voor 1800 redelijk dun bevolkt. In 1829 woonden er 1.593 inwoners in de gemeente. In de eerste helft van de negentiende eeuw groeide de bevolking langzaam, naar ruim 1.800 rond 1850. Daarna liep de bevolking gestaag terug, mede onder invloed van emigratie naar Noord-Amerika. Aan het eind van de negentiende eeuw kwam de ommekeer en begon een gestage groei. In 1929 telde Zeeland al ruim 2.500 zielen. De 3.000ste inwoner kwam midden in de oorlog, in 1943, en de 4.000ste in 1959. In 1975 werd het aantal van 5.000 inwoners bereikt. Bij de opheffing van de gemeente in 1994 telde Zeeland ruim 5.800 inwoners. Anno 2021 woonden er 6.745 mensen in het dorp.
De bevolking van Zeeland vormde eeuwenlang een overwegend agrarische gemeenschap. Naast de aanwezigheid van landbouwgrond waren ook de woeste gronden in de buurt van belang. In de Peel graasden de schapen en haalde men geriefhout, plaggen en turf, zodat de mest- en brandstofvoorziening was gewaarborgd. In dat onafzienbare heide- en moerasgebied was het moeilijk om de exacte grenzen te bepalen tussen de Landen van Ravenstein en van Cuijk. Al in 1457 lagen Uden en Grave met elkaar overhoop over de Graspeel, een conflict, dat pas in de twintigste eeuw definitief werd opgelost.
Ook in de negentiende eeuw leefde men nog hoofdzakelijk van veeteelt en een beetje handel in landbouwproducten. Daarnaast waren er enige “landlieden” die hun bestaan vonden in het steken van turf in de Peel. Zo rond 1850 kende Zeeland enkele linnenwevers, twee bierbrouwerijen, een windmolen en een ros-oliemolen. Daarnaast leefde men van de schapenteelt, die mogelijk was op de omvangrijke heidevlakten in de Peel. Zo vermeldt het gemeentelijk jaarverslag van 1850 een aantal van 226 schapen en zeven houders van schaapskudden in de gemeente.
Na 1950 begint de landbouw op de achtergrond te raken. Zeeland krijgt na 1960 zelfs industrie. Die had men aanvankelijk tegengehouden, omdat industrie eigenlijk in Uden zou thuishoren. Maar op een gegeven moment wilde het gemeentebestuur wel nevenvestigingen van Udense fabrieken binnen de gemeentegrenzen krijgen. De burgemeester benaderde in Uden gevestigde industrieën actief om een nevenbedrijf in Zeeland te vestigen, al was het maar om het pendelen van bijvoorbeeld meisjes naar Nijmegen of Den Bosch tegen te gaan.
Als eerste kwam het confectieatelier Thijssen met concrete vestigingsplannen. Na enige politiek gedoe, ook met de provincie, kreeg Zeeland op 27 februari 1961 zijn eerste fabriekshal. Inmiddels heeft Zeeland een aantal middelgrote en kleine bedrijven op het bedrijventerrein. Nijmegen en ’s-Hertogenbosch zijn ook niet meer zover als in de jaren vijftig nog leek.
Zeeland kent een paar monumentale gebouwen: in het oog valt natuurlijk de Jacobuskerk, maar ook het voormalige herenhuis van de familie Coenen, dat lang als gemeentehuis in gebruik is geweest en het pand van de voormalige bierbrouwerij aan de Kerkstraat/Brouwerspad zijn sieraden voor de kom van het dorp.