Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Als tweejarig jongetje komt Jacob Leerentveld in 1928 naar Huize Assisië. Hij weet niet waarom hij daar is komen wonen. "Misschien was het omdat ik niet zo snel was als de andere kinderen, of omdat het thuis gewoon niet ging. We waren thuis met negen kinderen en het was er altijd erg druk," vertelt hij.
"Er waren vroeger twee mogelijkheden voor ouders van verstandelijk gehandicapte kinderen", licht Bart van Doveren toe. "Ze konden zelf de zorg op zich nemen of de kinderen werden uit huis geplaatst. Uit gevoelens van onmacht en schaamte - een gehandicapt kind werd vaak gezien als een straf van God - en de veelal grote gezinnen leidden ertoe dat veel verstandelijk gehandicapten uit huis geplaatst werden. Via de burgemeester of de huisarts werd dan een plaats in een instituut als Assisië geregeld, waar ze in grote zalen met zo'n vijftig bedden verbleven."
Als een kind eenmaal was opgenomen, was er nauwelijks nog contact tussen het kind en de ouders. "De afstand tussen hun woonplaats en het instituut was groot, want er waren maar weinig instellingen voor verstandelijk gehandicapten. Bovendien mochten ouders de eerste zes weken niet op bezoek komen om het kind aan de instelling te laten wennen. Daarna waren er vaste bezoektijden, het bezoek vond plaats in spreekkamers", aldus Van Doveren. De Prisma-medewerker, die nu staffunctionaris Zorginformatie is, kent de instelling van haver tot gort, omdat hij er zijn loopbaan als schoonmaker begon en er daarna geruime tijd groepsleider was.
Niet alleen het contact met familieleden was schaars, ook van andere contacten buiten de instelling was geen sprake. Huize Assisië lag erg afgezonderd, bewoners en broeders konden zich redden zonder contact te hebben met de buitenwereld. Het meeste eten kwam van Assisië zelf. "We hadden een eigen boerderij, bakkerij en slachterij en de melk kwam van onze eigen koeien", vertelt Jacob enthousiast.
In 1922 kwamen er zelfs een ziekenhuis en een school op het terrein van Assisië. Bewoners die daartoe in staat waren, werkten overdag in het instituut. Het werk was alleen geschikt voor cliënten van hogere niveaus. "Aan het begin van de vierde klas van de lagere school, ben ik van school gegaan, omdat ik 16 werd", herinnert Jacob zich. "Daarna ben ik huiswerker geworden. Samen met de andere jongens die dat waren, moest ik afwassen, de vloer vegen, schrobben en schuren met staalwol en schoenen poetsen. Iedere week wel 57 paar."
Met de invoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in 1968 kreeg de overheid de verantwoordelijkheid voor de financiële situatie van zorginstellingen. Zo kwam er meer geld voor gebouwen en kon er meer deskundig personeel aangetrokken worden.
Vroeger maakten in Assisië broeders en medici de dienst uit die weinig oog hadden voor de ontwikkeling van de bewoners. De nieuw aangestelde orthopedagogen, psychologen en activiteitenbegeleiders legden meer nadruk op de ontwikkelingsmogelijkheden van de verstandelijk gehandicapten. "Zij probeerden door opvoeding het niveau van de bewoners te handhaven en te verbeteren. De mogelijkheden van mensen met een handicap kwamen centraal te staan", aldus Bart van Doveren.
De grote slaapzalen werden verleden tijd en er kwamen kleinere huiselijk ingerichte wooneenheden Ook ontstonden in de jaren '70 de eerste ouderverenigingen en er kwam meer openheid rond de instellingen. Vanaf halverwege de jaren zeventig hebben veel cliënten met een lichtere handicap het instellingsterrein verlaten om in gewone huizen in de wijk te gaan wonen. Daarnaast blijven steeds meer verstandelijk gehandicapte kinderen bij hun ouders wonen, eventueel met begeleiding vanuit instellingen als Assisië. De integratie in de samenleving is op gang gebracht.
Sinds de jaren tachtig staat het begrip volwaardig burgerschap in de gehandicaptenzorg centraal. "Verstandelijk gehandicapten worden zichtbaar in de samenleving en krijgen net als valide mensen recht op persoonlijke ontplooiing. Dat kan door uit te gaan van de mogelijkheden van verstandelijk gehandicapten. Als je hen de zorg en ondersteuning biedt die daarbij nodig is, kunnen ze als volwaardige burgers deelnemen aan de samenleving en gebruik maken van bestaande voorzieningen als sportclubs, wijkcentra en regulier onderwijs", legt Van Doveren uit.
Jacob woont nog steeds op 't terrein van Assisië: samen met dertien anderen - mannen en vrouwen - in een huis. "We kunnen het goed vinden met elkaar. Natuurlijk hebben we wel eens woorden, maar ruzie hebben we nooit", vertelt hij.
Toen hij 65 werd, is Jacob gestopt met werken. Nu vult hij zijn dag met zijn hobby's: biljarten, mondharmonica spelen en knutselen. "Ik maak allerlei dingen van karton dat ik tegen elkaar plak. Zo heb ik al heel veel koffertjes, maar ook schilderijen voor mijn foto's gemaakt", zegt Jacob terwijl hij zijn fotolijsten laat zien.
"Ik heb veel foto's op mijn kamer hangen. Als ik daar naar kijk, weet ik weer hoe alles vroeger was. Vroeger was er hier veel meer te doen, we hadden een eigen toneelclub, zwembad, drumband en kermis. Nu niet meer. Het is tegenwoordig erg rustig op het terrein; veel mensen zijn verhuisd en anderen zijn overleden." Zelf voelt hij er niks voor om te verhuizen. "Want", zegt hij, "Hier ben ik opgegroeid. Het is mijn thuis geworden."
CvD (Uit: e-paper De Tilburgse Koerier van 14-10-2004)