Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Voor de meesten van ons bestond de wereld enkel uit het dorp en de naaste omgeving. Vijfhonderd zielen, een respectabel getal. Een dorpsstraat, waar ieder huis los van het andere stond, een aardig kerkje, met rondbogen gebouwd en een gesmeed ijzeren hek voor het schemerige portaal; een onnozel pleintje met wat geschoren linden en dat maar een verbreding van de straat was. De pastorie was het deftigste huis; zij had hoge, blinkende ramen en een blauwe stoep met hardstenen paaltjes, waar kettingen tussen schommelden, die ruitvormige schakels hadden, zeer ongewoon en voornaam.
Er waren twee smeden, ieder met een hoefstal voor de smidse, een timmerman, een wagenmaker, twee schoenlappers, een bakker en vijf herbergen, waarvan er een ‘logement’ heette: ‘Logement In het Witte Paard’. De drie winkels waren een beetje vaag: je kon er alles kopen, van klompen tot stokvis, ellegoed, peperkoek, petroleum en keukengerei. Alleen de koster-kleermaker had een aparte negotie: hij verkocht kerkboeken en paternosters, zelfgemaakte waskaarsen, communieprentjes en heiligenbeelden; de enige profane koopwaar bestond uit schrijfbehoeften, ruitjespapier, pennen, inkt, potloden en enveloppen. Postzegels verkocht hij niet veel, want die kostten bij hem een halve cent meer dan bij de postbode. Met de bovenmeester en zijn beide hulponderwijzers, de veldwachter en de brievengaarder, waren dat de notabelste leden van de dorpsgemeenschap, de ambachten, die ‘de burgers’ genoemd werden.
De rest van de bevolking bestond uit boerenarbeiders, die met hun vrouwen en opgroeiende kinderen in daggeld op het veld werkten, al naar de seizoenen eisten. Een burgemeester was er niet, het dorpje was een gehucht en werd bestuurd vanuit de stad zonder dat ooit iemand daar iets van merkte. Een dokter was er evenmin. Wie hem hebben wou, moest hem een uur ver gaan zoeken. Maar de vrouw van de koster was bijna even knap als hij en had voor alle kwalen kruidjes en drankjes, zalven voor wonden en inwendige pijnen, en trekkende balsems voor fijt en zwererijen; zij bracht de mensen even zeker en ongemerkt aan hun eind als de geleerdste medicus. (…)
Achter de Schenkeldijk slingerde de Vliet zich tussen de velden door, het riviertje, dat geen riviertje meer was, sinds men zijn beide monden gesloten had met een stel sluiswerken aan het Sas. Het was nu een glad, blank water, onbewegelijk tussen de met riet bezoomde oevers, een stil, peinzend water, dat lucht en wolken weerspiegelde en daardoor oneindig diep leek. (…)
Zo zag de wereld van ons West-Brabantse dorp eruit en zij leek mij wijd en onomvatbaar groot: hoe onbereikbaar ver schemerde de zware toren van de stad tegen de lucht, en het zwaaiende kruis van de witte molen op zijn heuveltje, halverwege het naastbij liggende dorp.
Uit: A.M. de Jong, ‘Herinneringen uit mijn jeugdland’. In: A. Coolen (red.), Land en volk van Brabant : Bijdragen van Brabantse schrijvers, dichters en geleerden. – Amsterdam/Antwerpen, 1950. p. 242-243.