Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Men mag aannemen, gezien ook de gegevens in deel 1, dat de parochie in die eerste jaren in een zeer armoedige en chaotische toestand verkeerde. Het is niet te achterhalen, in welk jaar de oorspronkelijke kapel voor het eerst is vergroot. Wel is in eerder genoemd Registrum Memorale [hierna ook R.M. Red.] op pagina 6 de volgende aantekening gemaakt: De oude kapel, die in 1427 reeds bestond, in 1648 aan gebouwd de kerk met 150 zitplaatsen.
Aan de hand van een werkstuk over de bouw van de kapel en kerk, gemaakt voor zijn bouwkundige studie in 1985 door een toenmalig Lekerse student, is er een andere lezing over de verbouw of de vergroting van de kapel. Hij schrijft dat tussen 1520 en 1550 het toen al bestaande zaalkerkje is vergroot met een priesterkoor aan de oostzijde. De scheidingsmuur tussen middenschip en priesterkoor zou dus de eindgevel zijn geweest van het oorspronkelijke zaalkerkje. Begin 1800 zou de kapel, na 150 jaar buiten gebruik en zonder onderhoud te zijn geweest, zijn opgeknapt en uitgebreid tot 150 zitplaatsen. Deze beschrijving is aannemelijker dan wat door een vroegere pastoor in Registrum Memorale is opgetekend.
Als schaalopbrengst staat voor het jaar 1799 genoteerd fl 20,45. Dan is er tien jaar niets opgeschreven, dan 1810-1813, dus in drie jaren, vijf en zeventig gulden, dus dit moet een schatting zijn geweest en van 1820-1850 bedraagt de schaalopbrengst per jaar tussen 35 en 40 gulden. Vermeldenswaard is nog, dat in 1837 een subsidie van het Rijk werd gevraagd voor onderhoud van de kerk. Dit werd afgewezen, maar wel werd van Koning Willem I uit eigen beurs een gift ontvangen van 150 gld.
Over deze periode enkele opgetekende uitgaven:
1818 | een nieuwe muur voor het kerkhof | fl. 210,- |
1822 | een nieuw waschhuis en schop | fl. 540,- |
1828 | vergroten van de Pastorij | fl. 438,- |
1836 | gedeeltelijk leien dak vernieuwd | fl. 509,- |
1843 | kosten van een nieuwe toren | fl. 383,- |
1850 | een nieuwe vloer in de kerk | fl. 211,- |
Zoals vermeld was de eerste pastoor Petrus van den Heuvel. In een afzonderlijk overzicht op deze website staan ook zijn opvolgers opgesomd.
Ongetwijfeld hebben alle pastoors naar vermogen en ieder op zijn manier zich ingezet voor het welzijn van kerk en parochie, zowel geestelijk als materieel, voor zover in een kleine plaats met een beperkt aantal inwoners (in het jaar 1800 ongeveer 200), mogelijk was en is.
Vooral de eerste jaren na de oprichting moeten zeer moeilijk zijn geweest, waarvan vermoedelijk de snelle wisseling van pastoors, nl. zes pastoors binnen twintig jaar, ook mede oorzaak is geweest. Pastoor P. v.d. Heuvel (1798-1804) verdient alle lof, want het zal geen kleinigheid zijn geweest, om hier te beginnen, zonder pastorie en met een vervallen en door de protestantse inbeslagneming verwaarloosde, meer dan vierhonderd jaar oude kapel. Maar volgens aantekeningen heeft hij in de eerste jaren, met zeer veel hulp van de parochianen, dit werk energiek ter hand genomen. Er werd een pastorie gebouwd en de kapel gerestaureerd. In 1804 vertrok Pastoor van den Heuvel naar Sambeek.
Hierna kwamen drie pastoors, die elk maar een jaar bleven, om dan weer naar elders te vertrekken, hiervan is niets opgetekend, over wat de reden was van dit snelle vertrek. Was het vanwege het moeilijke bestaan in een kleine gemeenschap of waren zij voor tijdelijk benoemd?
Henricus Raemeckers (1807-1815), Augustijn uit Maastricht, was acht jaar in Ledeacker pastoor en vertrok toen naar Grave. Pastoor Johannes Berents kwam in 1815 vanuit Grave naar Ledeacker en vertrok in 1818 naar Mill.
In maart 1818 kwam Pastoor Petrus Jansen, 1789 in Groeningen geboren en bracht als huishoudster mee Helena Smits geboren 1790 te Maashees. Deze pastoor heeft zeer veel voor de parochie gedaan.
Op pagina 29 van R.M., na een lijst van giften van parochianen en andere weldoeners, waaronder Pastoor Jansen zelf, schrijft Pastoor Van Geffen letterlijk het volgende:
Alsoo blijkt uit hiervoor vermelde lijst dat de weleerw. Heer P. Jansen, die deze parochie van 1818- 1851, en alsoo 33 jaren heeft bestuurd, voor den voornaamsten weldoener moet worden beschouwd, terwijl tevens door zijne godsvrucht, zachtzinnigheid en menslievendheid, waaronder ik begrijp de behulpzaamheid om menig huisgezin in bekrompen omstandigheden te ondersteunen, zich zeer bemind heeft gemaakt en alsoo nog lang in het geheugen van vele inwoners zal blijven. Gemelde Pastoor Jansen heeft, wel niet op eigen kosten, maar door zijne ijverige zorg, voor de eer van God, en tevens gelijk blijkt uit voormelde opgaaf van vrijwillige giften, en door milde bijdragen aan de kerk bezorgd: 1. Een nieuwe zilveren ciborie. 2. een dito nieuwe kelk, 3. acht nieuwe koperen kandelaars, 4. vier nieuwe beelden o beeld O.LV, 5. een nieuwe toren, 6. twee nieuwe cassuifels, 7. nieuwe banken, 8. een nieuw oxaal, 9. orgel ged. nieuw, 10, nieuwe biechtstoel, 11. muur kerkhof en calvarieberg met kruis, 12. in het laatste jaar zijns levens een nieuwe hard-stenen vloer die, toen hij tijdens zijn ziekte voor de laatste maal in de kerk was, om naar het inleggen te komen zien, deze nog slechts voor de helft gelegd was.
Hij overleed op 4 juni 1851 en is naast de kerk begraven.
Pastoor Antonius van Geffen (1851-1867), geboren 1807, kwam in het jaar 1851 met zijn zuster Johanna van Geffen (huishoudster) naar Ledeacker. Deze pastoor heeft het boek 'Registrum Memorale' aangelegd, en hierin vele gebeurtenissen en gegevens vanaf 1798, voor zover die nog te achterhalen waren, opgetekend; deze zijn op die manier bewaard gebleven. Onder zijn pastoraat zijn verschillende dingen tot stand gekomen, hoewel hij over de periode van zijn eigen pastoraat weinig heeft opgeschreven. Hij overleed op 31 januari 1867 en is naast de kerk begraven.
Door pastoor Manders (1867-1873) en pastoor Martinus v.d. Oever 1873-1892 zijn weinig aantekeningen gemaakt.