skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic
Menu
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic

Tante Mergel, zak met centen

Natuurlijk moest ik even slikken toen ik deze toch ook wel wat mystieke foto zag op BHIC. Ik heb als misdienaartje zo vaak het "allerheiligst lof" gediend bij de zusters van Schijndel.

De Zusters van Schijndel waren (en zijn) Franciscanessen, die veel aandacht gaven aan het Lof, waarbij het Allerheiligste werd uitgestald op de troon-etage boven op het tabernakel. Dat laatste is de liturgische kast, bekleed - doorgaans - met witte zijde waarin een parochie of congregatie de gewijde hosties bewaarde: de ronde ouwels van ongedesemd brood waarin Christus naar lichaam was ingedaald doordat de priester tevoren, tijdens een mis, er de rituele formule "HOC*EST*ENIM*CORPUS*MEUM" aandachtig en goed gearticuleerd over had uitgesproken. Dat betekent, die in kapitalen weergegeven woorden: "DIT IS WAARLIJK MIJN LICHAAM".

Het tonen van de hostie in de monstrans tijdens het 60-jarig priesterfeest van pastoor Kluytmans in Liempde, 1959 (foto: Fotopersbureau Het Zuiden. Bron: BHIC, fotonummer 1902-001146)
Het tonen van de hostie in de monstrans tijdens het 60-jarig priesterfeest pastoor Kluytmans in
Liempde, 1959 (foto: Fotopersbureau Het Zuiden. Bron: BHIC, fotonummer 1902-001146)

Tevoren had de priester tijdens de opening van de inleidende gebeden wat vaag in het Kerklatijn staan mummelen. Gebogen náár het tabernakel toe, waar de canonborden staan waarop heel precies de liturgische woorden en gebaren zijn aangeven die de priester moet uitspreken. Hij moet dat uit het hoofd doen. Maar voor de zekerheid stonden die borden er toch maar. Omdat met name de pastoors oeverloos in functie bleven. Ook als ze al wat vergeetachtig werden. Of zelfs compleet dement.

Hier, op deze foto,  zijn deze borden samengeklapt. Ze bestonden uit een drieluik. Eén voor de liturgische introductietekst. Een voor de echte consecratie woordengericht tot ouwel en de wijn, die op en in heilig vaatwerk gereed stonden. En een voor de liturgische uitleiding, De priesterhostie was veel groter dan die welke bestemd waren voor de gewone gelovigen die ter communie kwamen. Een van die priesterhosties werd niet gebroken, als er een pontificaal Lof zat aan te komen met troonuitstalling van die hostie, waarvan de maten, de opschriften, de kleurstelling en de samenstelling met bereidingswijzen precies waren aangegeven in de rubrieken van het Missale Romanum, het enorme zware misboek dat ook op de altaartafel prijkte tijdens de mis. Dat staat op deze foto niet op de tafel: de hostie is immers al geconsacreerd. De grote ronde ouwel is nu vervat in een kristallen Luna: een grote ronde dubbele plaat vervat in een gouden houder in de vorm van een maansikkel.

Luna: Latijn voor "maan." De Luna staat op een grote standaard die van gedreven koper mag zijn, maar vaak zwaar verzilverd of verguld en soms zelfs vuurverguld is. De Luna wordt weer omvat door een ronde grote glazen schouwvenstering die open of dicht kan. Met een scharnier links en een klip rechts. Alleen de priester mag deze hostie plaatsen en wel met de rechterhand. Pas nadat hij over links de Luna heeft opengeklapt mag hij rechts de hostie inplaatsen en de knip daarna beroeren tot sluiting. Het Lof bestaat uit een plechtige binnentreding door de bij de plechtigheid voorgaande priester met een welkomstzang. Want Christus zelf komt nu de bederuimte binnen. Daarover moet men dus niet gering denken! Dat deden de zusters dan ook nooit. Devoot knielden ze eenparig. Met een soort dof gerommel. Dat nog meer sfeer bijzette. De gelovigen tuimelden dan min of meer over elkaar heen, wat dat gerommel zwaar versterkte. Daarna bad men, wat zeurig, de ganse rozenkrans met alle geheimen over Maria's deelname aan ons stoffelijk leven. De monstrans werd daartoe plechtig op de troon gezet terwijl de menigte steeds sneller de Weesgegroeten, de geheimen en soms de litanie van Alle Heiligen afraffelde, waarbij lettergrepen werden ingeslikt en de geheimen werden ingedikt tot in elkaar overgaande klanken die de strekking ervan schier onbegrijpelijk maakten. "Bid voor ons" werd bijvoorbeeld "biffrons". Dat maakte de liturgie niet tot een ridicule tempeest van klanken. Wel integendeel.

De liturgie begon iets weg te krijgen van een overvol Centraal Spoorstation waarbij de omroeper uiterst Belangrijke Berichten door de galmende hall en over de perrons doet uitwaaieren over "vertragingen", "wijzigingen in de dienstregelingen", "stremmingen op trajecten" en totale verhinderingen van iedere reisbeweging op enig spoorsegment. Het gaat dan om informatie die hoe dan ook onverstaanbaar gedistribueerd wordt over de naar inlichtingen over de haalbaarheid der beoogde reisbestemming hunkerende menigte. De stem vangt aan met nog verstaanbare zinsneden over het belang van de berichtgeving voor hen die naar Amsterdam moeten. Dat is bereikbaar, zegt de galmende stem, als men het volgende omleidingstraject volgt.

Op het moment dat de stem dat aanvangt uit te leggen komt een donderende goederentrein door de hall onder de stationsoverkapping dóórrazend minuten lang roffelend de boodschappen vol verstoren. Of er komt net, toeterend, piepend en knarsend een exprestrein aan op perron zes terwijl die daar nooit mag stoppen. Of er begint een sirene te loeien. Of iets vergelijkbaar dat iedere gehoorszintuigelijke waarneming onmogelijk maakt. Aan het eind van de ingewikkelde boodschap wordt het echter weer stiller en wordt tevens hoorbaar dat de omroeper wil dat iedereen die naar Amsterdam zou willen haast moet maken, want de mogelijk aansluitende trein staat op het punt van vertrekken daar plots een stremming op een rangeervork is opgeheven. Daarna dingdongt de omroepinstallatie nog langdurig krachtig na. Zodat ook niet verstaanbaar is waar die levensreddende trein dan staat, op welk perron en op welke hoogte daarvan, want er staan er twee achter elkaar. Dat laatste is zeer duidelijk. Het eerste per definitie niet. Deze razendmakende onbegrijpelijkheid is essentieel voor het intrinsieke belang van de boodschap. Het Allerheiligst Lof wemelde daarvan. Vooral als er krachtig gewierookt werd in de richting van de monstrans. Dan begon de gehele geloofsgemeenschap zeer krachtig te hoesten en te rochelen, onderwijl vehement doorbiddend.

De priester gaf, en dat was het hoogtepunt van  deze liturgische HOCUSPOCUS (afgeleid van het HOC* EST*CORPUS, waaraan ik refereerde) uiteindelijk de verlossende zegen. Met de monstrans die hij daartoe aanvatte met het velum, de van gouddraad doortintelde liturgische handdoek die hij om de draagsteel van de monstrans wikkelde, wederom op een specieus voorgeschreven wijze. Dat zien we op deze foto. Het volk met het koor barstte middelerwijl uit in een daverend Tantum Ergo. De plechtige slotzang van deze aanbiddingsstonden van het uitgestelde Heiligst Sacrament: "Tantum Ergo sacramentum, veneremur cernui: et antiquum documentum novo cedat ritui: prestet fides supplementum Sensuum defectui."  In de vertaling van de priester-dichter Guido Gezelle: "Eren wij dan diep gebogen* Een zo heilig sacrament; *de oude schaduw is vervlogen, * In dit nieuw geheim voleind: * Wat de zinnen niet vermogen, *Worde door 't geloof erkend." Ik was de misdienaar die het wierookvat in drieslag dan mocht heffen teneinde de monstrans in de dampen te zetten. Daarin slaagde ik, net als het manneke op deze foto, meestal aardig in.

Ik begreep van de zang niets, maar daar hadden de zoontjes van de Philips-glasblazers bij ons op de Willibrordusschool aan de Zeelsterstraat te Strijp het volgende van gemaakt: "Tante Mergel, zak met centen, veel jenever, weinig bier! En antieke dooie mensen, zo leeft tante Mergel hier! Stap op 't water, duik maar onder, nu, bedankt met friet en bier!" Ik zong dat uiterst devoot en wel gearticuleerd als Hollands jongetje. Ik werd dus heel goed verstaan door mijnheer pastoor. En die vond op den duur dat hij mij moest mededelen dat ik aldus de zin en strekking van deze slotzang niet geheel recht deed. Hij deed het ongaarne. Want hij zag dat ik geloofde. "En," zei hij mild monkelend, "daar gaat het om junkske, maar gij zijt zo goed te verstaon!"

Reacties (11)

Adrie van Grinsven zei op 30 augustus 2023 om 15:23
Ik denk dat de zusters van Liefde uit Tilburg bedoeld worden (dit zijn overigens ook geen Franciscanessen)!
Norah zei op 30 augustus 2023 om 17:17
Deze congregatie stond op zichzelf.
G.A.M.Strijards (Gerardus) zei op 31 augustus 2023 om 14:00
Ja, beide stichtingen waren privaatrechtelijk opgericht door de pastoor van de parochie op wier grondgebied zij statutair verblijf hielden. Daarin heeft Norah gelijk. Ze richtten zich naar de Regel van de Tweede Orde van Sint Fransiscus, met tal van excepties, maar waren niet opgenomen in het universele kloosterverband in canonieke zin dat direct viel onder het Romeinse Directorium, Generalaat en Dicasterie. Met de Procureur bij de Heilige Stoel. De pastoors deden dat, opdat zij met name de salarissen van de religieuzen konden doen afdragen aan de kas van het kerkbestuur van hun parochie. De pastors waren ambtshalve voorzitter van het stichtingsbestuur in burgerrechtelijke zin. Je kunt dus een Fransiscaanse kloostergemeenschap zijn zonder deel uit te maken van de universele unie van de Fransiscaanse Orde, die overigens ook bestaat uit een confederatie van de verschillende religieuze nationaal georganiseerde provinciale kloostercongregaties die meestal zijn opgericht als beperkt rechtsbevoegde verenigingen. Ik kan daarop wel nader in gaan, maar dat heeft niets te maken met de intrinsieke inhoud van mijn bijdrage die gewijd is aan de liturgie van het Lof met uitstalling van het Allerheiligste. De pastoor was rekenplichtig jegens de fiscus, en moest ook de inspecties vanwege de overheid die subsidieerde laten plaatsvinden en de aansprakelijkheden aanvaarden die daaruit voortvloeiden. De Commissie-Deetman heeft zich uitvoerig met deze juridische inbedding van dat soort geestelijke stichtingen en verenigingen bezig gehouden, omdat het zo opvallend was dat de door die Commissie onderzochte ontucht door geestelijken -- waaronder ook nonnen zijn te begrijpen -- per denominatie zo verschilde per organisatie. Waarom, zo was de vraag, had je die ontucht nu veel vaker bij de Salesianen dan bij de Norbertijnen en waarom was de modaliteit ervan ook zo uiteenlopend? Dat had veel te maken met de clausuurregelingen, de verplichting van de "stabilitas loci" (de eis dat men het kloosterrein niet verliet) en de interne gezagsverhoudingen. Maar daar ging deze bijdrage niet over.
Strijards zei op 31 augustus 2023 om 14:31
De kloosterregelingen waaraan de Stichtingsakte refereerde stond nooit in de Notariële Akte waarbij de Stichting met een zelfstandig doelvermogen werd opgericht. Dat werd nagelaten opdat de burgerlijke Nederlandse rechter die Regel niet zelfstandig en volkomen autonoom naar het Burgerlijk Nederlands Recht zou gaan interpreteren of toepassen. Dat stond ook in het Uitvoeringsbesluit behorende bij de Wet op de Kerkgenootschappen van 1855. Men wilde immers een totale scheiding van kerk en staat. De religieuze vereniging werd daarom genoemd naar de gemeentelijke plaats waar de statuten het moederhuis een vestigingsplaats gunden. Daar werden de fiscale aanslagen ook aan gericht: de Zusters van Tilburg, Veghel, Strijp, Woensel de penitenten-recollectinen van Etten-Leur. De pastoor was voorzitter van de Stichting die geen leden of winstoogmerk mocht hebben en was uiteraard als wereldheer geen Fransiscaan. Doorgaans. Soms kwam dat toch voor, daar was het Nederlands episcopaat besliast tegenstander van. De pastoors inden de gelden, maar verrichtten nauwelijks de inspecties en controles waartoe het Nederlandse recht hen verplichttten. dat ten overvloede.
Norah zei op 31 augustus 2023 om 20:03
Heel interessant, Gerard. Zo leert een mens weer wat bij. Wat ik eruit kan opmaken, is dat je een expert bent op dit vak...

Nu had ik een vraag over Rolduc, zeg een eeuw geleden. Is het je bekend welke orde daar de dienst uitmaakte? In letterlijke en figuurlijke zin?
Ben hier al een hele tijd naar op zoek, maar ik kom er maar niet wijs uit.
Mvg.
Strijards zei op 31 augustus 2023 om 20:24
Daar zaten Jesuïeten in de rectoraatsdirectie, maar er gaven veel wereldheren les en soms Benedictijner gepromoveerden van de Abdij te Mamelis bij Vaals, De rector zelf placht jesuïet te zijn, maar de directeur van de instituutseconomie was wereldheer opdat de bisschop van Roermond jegens de rijksoverheid verantwoording kon afdragen nopens de besteding van de rijkssubsidies voor de afdelingen die staatsexamina afnamen, leidend tot diplomata met effectus civilis zoals het beroemde gymnasium. Daarop had Paredis van Roermond nauwkeurige bevoegdheidsinstructies opgesteld, want het klein- en grootseminarie opeidend tot diocesane wijdingen kende teveel onbevoegde docenten, vooral herkomstig uit Pruisisch Duitsland. Paredis was beducht dat de Rijksoverheid dan inspecties zou gaan doen binnen die seminaria die inderdaad tot op zekere hoogte niet aan de maat waren. Na de oorlog, nadat Lemmens de kathedra had overgelaten aan Moors werden alle didactische afdelingen gelijkgeschakeld. Hansen liet dat zo, maar Gijsen wilde geen enkele bemoeienis van rijkswege meer met de seminariaopleidingen. Hij trof andere regelingen. Maar nadat gebleken was onder het nieuwe rectoraat dat veel homosexuele contacten gaande waren onder seminaristen werd dat statuut weer veranderd. De inspectie moest toen echter wel degelijk om meerdere redenen ingrijpen. De vraag is dus over 1923-2023 -- de eeuw die u waarschijnlijk bedoelt -- niet eenduidig te beantwoorden. De Roomsch-Katholieke Staatspartij onder mgr W.H. Nolens erkende dat het onderricht niet altijd de toets der kritiek kon doorstaan die geldend was geworden bij de totale gelijkstelling van het hoger middelbaar onderwijs in Roldus met dat wat van staatswege werd verstret. Nolens had zelf les gegeven op Rolduc en wist te goed wat er loos was. U kent ongetwijfeld "De Kleine Republiek"van de hand van de zoon van Joseph Alberdingk Thijm die het schrijversalias voerde van Lodewijk van Deyssel dat de voorgaande periode beschrijft, een roman met ontuchtige passus die de Roomse wereld destijds aardig in beroering bracht. Ik weet natuurlijk niet welke oogmerken u bij uw vraag had. Het is, in zeker opzicht, vanuit Nederlands oogpunt altijd een wat eigenaardig opleidingsinstituut geweest en gebleven. Het beriep zich doorgaans op immuniteiten die eigenlijk niet bestonden en ook strafvorderlijk niet konden bestaan.
Strijards zei op 31 augustus 2023 om 20:54
Op dit moment is de bisschop van Roermond ambtshalve burgerrechtelijk de bestuurder van de van rijkswege erkende opleidingen van middelbare en hoger voorbereidende strekking met effectus civilis, en alszodanig ambtshalve aansprakelijk voor de didactische inhoud, strekking en inrichting naar curriculum zoals dat voor alle krachtens de Nederlandse onderwijswetten subsidiabele onderwijsinrichtingen gebruikelijk is. De katholieke zuil heeft lange tijd volgehouden dat de middelbare opleidingen die onder haar signatuur werden verstrekt mede zouden delen in de vrijheid van onderwijs die sedert 1806 en 1848 constitutioneel gewaarborgd zou zijn en dat niettemin toch onvoorwaardelijk op gelijke voet gesubsidieerd zou moeten worden zonder tussenkomst van de inspectie. Na 1922, nadat de gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs echter was vastgelegd in een wettelijk voorschrift, de Lex-De Visser, geheten naar de minister van Onderwijs die merkwaardigerwijze ook Hervormd Dominee was, heeft het katholieke volksdeel geaccepteerd dat dan ook de rijksinspecties vanwege schoolopzieners en districtscommissarissen zou moeten worden toegelaten. Zulks om de kwaliteit van het onderricht, de gebezigde opstallen en terreinen, en de didactische roosters te kunnen controleren op basis van de substantieve eisen bij de wet vastgesteld. Met het Lof echter en de uitstalling van monstrans en eeuwigdurende aanbidding heeft dat weinig te maken. En evenmin met de eisen daarbij aan de knielengeltjes gesteld op de marmeren altaatreden. Ik voel de moeten nog in de knieën.
Norah zei op 1 september 2023 om 11:52
Mijn hartelijke dank, Gerard! Het gaat mij om de jaren 1920 tot ca. 1926.
Het boek "De kleine Republiek" is mij bekend, maar daar heb ik me nooit doorgeworsteld...
Mvg.
Strijards zei op 1 september 2023 om 12:22
Naar aanleiding van uw vraag raadpleegde ik mijn archief omtrent de institutionele inbedding van Rolduc als bijzondere instelling van middelbaar en hoger onderwijs. Wie had waarover wat te zeggen binnen de kerkelijke hiërarchie voorzover het de confessionele kant van het onderricht betrof. De buitengewoon fraaie uitgevoerde bundel "Rolduc in Woord en Beeld, Geschiedenis der Abdij en der Onderwijsinrichting bewerkt ten voordeele der Abdijkerk" door Dr R. Corten/Directeur der Scholen van Rolduc/Voortgezet van 1893 door A.H.M. Ruyten/Leeraar, gedrukt door Snelpersdrukkerij V.H. Sint Gregoriushuis te Utrecht beslaat de door u opgegeven kortstondige periode 1920-1926. De bundel is uiteraard wat hagiografisch van strekking em byzantijns, zoals past bij het hoogtepunt van het Rijke Roomsche Leven. De interne gezagsverhoudingen, de samenstelling van het lerarenkorps, de aanstellingscriteria en de diocesane decreten dienaangaande kan men afleiden uit de primaire bebronningen bijwege van bijlagen onder de aanhangsels bij rectores et magistri seminarii Rodensis. Daaronder, in het verdokene en en passant de naam van Wiel Nolens, de latere minister van staat, kabinetsformateur en protonotaris apostolicus. Benoemd in 1888 tot leraar. Deze Nolens hield dagboek over zijn confrères en de kwaliteit van het door hen gebodene. Hij is niet terughoudend betreffende zijn zienswijzen over inrichting van het curriculum in de periode waarnaar u op zoek bent. Nolens mocht zijn collegae niet en zij hem niet. Hij werd al spoedig toegelaten tot het kleine paars van de Vaticaanse Huisprelaat, nog vóór de rector. Dat recommandeert in het algemeen niet tot aangenaam confraterneel verkeer. Wiel werd in de korte tijd dat hij gewoon Kamerlid was al gezant bij de Heilige Stoel nog wel door tussenkomst van Wilhelmina en kort daarna Minister van Staat en moest dus als "excellentie" worden aangesproken door de confraters en die rector, die dat in het geheel niet zetten konden. U vindt ter aangehaalder plaatse veel bijzonderheden over die periode.
Norah zei op 1 september 2023 om 17:12
Nogmaals bedankt, de twintiger jaren vorige eeuw waren een onaangename periode in mijn vader's leven.
Ik lees nu dat er niet een specifieke congregatie hiervoor veranwoordelijk was.
Strijards zei op 1 september 2023 om 17:29
Die conclusie is juist. Bij internaten in het algemeen is gebleken van grote misstanden, mede veroorzaakt door de wanverhouding tussen het almachtige geestelijk gezag dat het internaat beheerde enerzijds en anderzijds de aan dat gezag onderworpen leerling, pupil of novice. Dat heeft tot in de tachtiger jaren van de vorige eeuw helaas kunnen voortduren, ook, omdat het episcopaat in Nederland ieder extern en intern onderzoek blokkeerde. Kardinaal Alfrink net zo goed. De vooroorlogse bisschoppen deden het ook. Aartsbisschop Van De Wetering was een bullebak, die geen gevoel had voor opvoeding, didactiek en humaniora. De meeste regenten, leraren en rectores hadden nauwelijks empathisch of pedagogisch gevoel voor de leerling. Ze waren daartoe ook niet opgeleid en werden daarop ook niet geselecteerd. Dat gold op ieder segment van het menselijk leven en beperkte zich besist niet alleen tot de seksuele dimensies daarvan. Gevoelige personen leden daaronder uiteraard meer dan de meer straatwijze leerlingen die van huis uit een zekere zelfverzekerdheid en assertiviteit hadden meegekregen. In Rolduc heerste in de door u genoemde periode een merkwaardige kazernesfeer met de bijbehorende mentaliteit gericht op onderbroekenlol, leedvermaak en pesterijen. De leraars wisten het en achtten het een juiste harding voor het latere meer volwassen leven. Dat was helaas commuun, dat inzicht. Ongeacht de Orde, Congregatie en de hiërarchische positionering van het internaatsbestuur jegens het episcopaat. Dat heeft de commissie-Deetman ook ter dege moeten en kunnen vaststellen.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.