Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Een door de storm verwrongen lichtmast in Oventje houdt de herinnering aan deze donkere dag voor Zeeland levend.
Een groot deel van Nederland bezweek die dag bijna onder de hitte. Maar niemand had kunnen denken dat in ons land onder deze omstandigheden een wervelstorm van bijna tropische omvang zou ontstaan. Volgens weerkundigen bevond Nederland zich aan de westflank van een langgerekte hogedrukzone, die zich uitstrekte van Italië, via de Alpenlanden en Polen naar Finland en het noordwesten van Rusland.
Aan de andere kant lag er een lagedrukgebied met kern ten zuidoosten van IJsland. In Nederland waaide tussen beide systemen in een zuidelijke wind, die warme en vochtige lucht het land in blies. Tegelijkertijd naderde vanuit het zuidwesten een koufront. Vooral in het oosten van Nederland was het die dag nog lang zonnig.
De temperatuur steeg tot boven de 30 graden. Door de hoge luchtvochtigheid hing er een benauwde, kleffe sfeer. In de loop van de middag kwam vanuit het zuidwesten een onweersfont binnen. Uiteindelijk zou in een brede strook vanaf Uden in Brabant (waar ooggetuigen de wolken tot op 50 meter van de grond zagen hangen) tot in het Twentse Denekamp een spoor van vernielingen worden aangericht. Dat moet de baan van de zwaarste bui zijn geweest.
Het zwaarst getroffen werden de gemeenten Zeeland en Escharen in Brabant en Borculo in Gelderland. Dankzij een zeer pr-gevoelige burgemeester, jonkheer ir. R.R.L. de Muralt, trok Borculo verreweg de meeste aandacht van de landelijke media; deze cycloon is dan ook de geschiedenis ingegaan als "de stormramp van
Borculo".
Koningin Wilhelmina en haar dochter Juliana lieten zich daar al twee dagen later zien. Zeeland en Escharen kregen pas op 18 augustus koninklijk bezoek. Het duurde bovendien enige tijd voordat de taxaties van de schade in Zeeland op hetzelfde peil waren gebracht als in Gelderland. Daar gaapte aanvankelijk een gat van 20% tussen!
In Escharen werd vooral het kerkdorp Langenboom (nu gemeente Mill) het kind van de rekening. In Zeeland betaalden vooral de buurtschappen Graspeel, Trent en Oventje een hoge tol. In Graspeel en Trent kwamen twee kinderen om. Vele tientallen huizen en schuren werden geheel of gedeeltelijk verwoest. Ruim dertig gezinnen raakten dakloos.
Dorus Lamers uit de Trent was ooggetuige:
"Willem Beek kwam langs het veld op de Graspeel waar wij aardappels raapten. 'Ga toch naar huis', riep hij. Ome Knilles was het ook al wezen zeggen. Op weg naar huis konden we duidelijk zien dat de wervelstorm niet naar ons, maar via Oventje, Trent en Graspeel naar Langenboom draaide. Wij lagen gelukkig buiten de route. Op de Graspeel werden verschillende huizen verwoest. Van een afstand zagen we de rechte, rode slurf over het huis van Tienuske van Uden gaan. Ja, we zagen hoe dat huis plat ging. De rietdekker was juist die dag klaargekomen met het nieuwe dak. 'Nou ben ik er mooi heel mijn leven voort vanaf', had Tienuske nog tevreden geconstateerd."
Ook Anna van den Elzen-Van den Heuvel uit de Graspeel maakte de storm van heel nabij mee:
"Ik was net uit school en had andere kleren aangetrokken. Van ons moeder moest ik naar de winkel, naar Ties Manders. Daar vloog plotseling al het glas uit de sponning.
'Kom vlug mee naar de slaapkamer en bidden, bidden, bidden', riep Kee, de vrouw van Ties Manders. We zaten allemaal geknield voor het bed en baden. Toen kwam Ties binnen en zei: 'Schei er maar mee uit, want het is al over. Anna kom jij eens mee naar buiten', zei hij tegen mij. Eerst zag ik niks, maar toen ik op een grote steen ging staan, zag ik dat er van ons huis bijna niks meer over was.
Ik wilde meteen naar huis toe. 'Ons vader en ons moeder', schreeuwde ik alsmaar. Ik klauterde over de bomen naar huis. Halverwege zag ik onze vader aankomen. Ik was zo blij. 'Maar meid, leef jij nog?' vroeg hij. 'Ja natuurlijk', antwoordde ik verbaasd. Vader was overstuur en vertelde me dat ons Nartje verongelukt was.
Ze hebben mijn broertje morsdood onder het puin vandaan gehaald. Hij lag al op een bed toen ik thuis kwam. (...)"
De regering richtte een Nationaal Steuncomité Stormramp op, dat geld en goederen ging inzamelen. Bovendien werd militaire hulp gezonden. Geniesoldaten legden een tijdelijk smalspoor aan van station Halte Zeeland naar de getroffen gehuchten. Ook maakten zij de wegen vrij van omgevallen bomen, haalden de muren van ruïneuze huizen en schuren neer en bouwden noodwoningen.
Vrijwilligers, onder wie veel leden van de RK Jonge Boerenstand uit heel Oost-Brabant, boden een helpende hand. De koningin en prins-gemaal Hendrik bezochten Zeeland op 18 augustus. De gedenkplaat op de verwrongen lichtmast in Oventje herinnert daar nog aan.
Naast het Nationale Steuncomité was er ook nog een Provinciaal Steuncomité en het plaatselijk Stormrampcomité. Deze laatste twee waren nog enkele jaren werkzaam om geld in te zamelen en uitbetalingen te doen aan degenen die schade hadden geleden. In Zeeland werd in totaal een bedrag van ƒ 254.697,01 uitgekeerd.