Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Sonnius was niet welkom in de vestingstad Den Bosch. En hij blééf een ongewenst bestuurder in Zuidoost Brabant. Zijn reputatie als inquisiteur bleef hem achtervolgen. Daar was aanleiding toe. Dat was Sonnius’ optreden tegen Engel Willemszoon de Merle, beter bekend als Angelus Merula (1482-1557). Dat veroorzaakte een vloedgolf van schimpschriften tegen Sonnius. Engel was pastoor te Heenvliet op het eiland Voorne. Engel had het zwarte garen niet uitgevonden. Dat was ook niet nodig bij een pastoor van zo’n gat.
Engel was niet erg voor heiligenverering. Verder vond hij dat de mensen te vaak op bedevaart gingen en voorts dat de kerk te veel vroeg voor de sacramentele bediening, zoals de doop, het laatste oliesel en het verlenen van de absolutie. Engel vond ook dat de kerkelijke administratie was verstard tot een systeem dat niets meer met de alledaagse werkelijkheid te maken had. Te veel afstand tussen ambtenarij en de werkvloer. De kerk leed aan falend management met te veel tussenlagen. De geestelijke beambten waren vervreemd van de burgers. Daarin stond Engel beslist niet alleen. Alleen: Engel zei het ook op de preekstoel. Openlijk, dus. Met veel getuigen.
Engel, die zelf niet echt geletterd was, ried de mensen ook de bijbel te lezen. Deze opstellingen kwamen ter ore van Sonnius te Brussel en Leuven. Sonnius was net inquisiteur geworden. Hij was nu eens in staat laaghangend fruit te oogsten. Plukbaar en onmiddellijk te verkopen. Dan konden de Habsburgers eens zien wat voor loyale en kundige vent hij was. De parochianen koesterden hun stuntelige pastoor die nooit een blad voor de mond nam en grappig uit de hoek kon komen zonder zich te bekommeren over de gevolgen daarvan.
Engel kon nog wel eens te keer gaan tegen de beeldenverering in de kerken, vooral, omdat daarbij allerlei bijgeloof een rol kon spelen, bijvoorbeeld over de medicamenteuze kracht die het beeld zélf zou uitoefenen of een wonderputje of mirakelzalf die waren geslagen of bereid door of via de afgebeelde heilige.
Op André van Duin-achtige wijze kon Engel toornen over dit soort praktijken. De heer van Heenvliet had wel aardigheid in Engel. Hij vond wel dat de man soms wat onberaden uit de hoek kon komen. Sonnius wilde een gerechtelijk vooronderzoek. Want wat Engel uitbazuinde kón geboekt worden als ketterij. En ketterij, dat was opruiïng tegen het wettig gezag en haatzaaien. Uiteindelijk, omdat Sonnius vanuit Heenvliet niets hoorde – de bevolking stond als een falanx rondom hun pastoor – kwam Sonnius zelf met een uitleveringsbevel. Vanwege het Hof van Holland.
Dat Hof had géén zin in die zaak. Maar Sonnius maakte nogal stampij en beweerde dat het Hof zélf niet zuiver op de graat was. Engel werd gelicht. In de nacht liet Sonnius Engel ontvoeren via zijn Moren. Engel kwam in de Haagse gevangenenpoort. Daar ontstond grote oproer over. De Staten van Holland hielden niet van dat soort hullaballoo. Sonnius bleef persisteren. Als dat Hof niet krachtdadig ingreep, zou hij het te Brussel aangeven. Bij de landsregering.
Dat was link voor Den Haag. Brussel zat op incidenten te wachten om eens flink in te breken op de gewestelijke autonomie van Holland. En daarna op die van Brabant. Daar was óók een ketter opgepakt. Karel V had gewaarschuwd om niet op dit terrein te gaan experimenteren met het staatsgezag. Beter was het te wachten op een waterstaatkundige aanleiding, een geweldige overstroming of zo. Karel hád al eens flink ingegrepen in Amstelland en daar een hoogheemraadschap opgericht. Met de keizerskroon op het wapen. De gewestelijke bestuurders waren kwaad geweest.
Maar omdat dat heemraadschap heel nuttige uitwateringsprojecten had opgezet, hadden ze het toch maar geaccepteerd. In godsdienstzaken waren de bemoeienissen van het centrale gezag veel te politiek gevoelig, had Karel zijn zoon Philips gezegd. Die wist het natuurlijk beter. Hij had Den Haag bevolen voortvarend in te grijpen. Maar Den Haag talmde, totdat Sonnius, alweer in de nacht, Engel wilde laten wegvoeren naar Utrecht om daar de jurisdictie van de bisschop in te roepen. Dat ging door volksverzet ook weer niet door.
De man in de straat vond het weerzinwekkend dat een oude dove man, een sul eigenlijk, dagen en weken in een kale cel op de grond moest zitten wachten totdat de hoge heren eindelijk eens een beslissing namen. De zaak was belachelijk. Die Engel zei iets wat iedereen die niet mesjokke was ook vond. Uiteindelijk werd Engel naar Leuven gebracht, óók weer in het geheim en des nachts.
In Leuven zat Engel maar te wachten in een gewelf in het cellenbroedersklooster, terwijl iedereen wist, dat hij dement was en de dood wachtte. En nu deze voortgezette mishandeling. Allemaal vanwege die Sonnius.
Die kreeg het te kwaad en liet Engel naar Henegouwen overbrengen: daar was men Franstalig en zou men niet begrijpen wat Engel tenlastegelegd was. Uiteindelijk kreeg Sonnius een vonnis: Engel zou levend verbrand worden. Door Sonnius’ Moren. Want die waren islamiet en mochten zich vergrijpen aan een christenlichaam. Voordat de beulsknechten de pektakken konden aansteken, kreeg Engel een hartverlamming. Toch werd zijn lijk verbrand. Het was immers een prestigekwestie geworden. Allemaal door Sonnius. Er kwamen pamfletten tegen de man. Hekeldichten. Spotrijmen. Met cartoons. Waarin Sonnius flink door het slijk werd gehaald, omdat hij zijn bisschoppelijke macht als inquisiteur-rechtercommissaris usurpeerde.
In de syllabi 6, 16 en 21 gaat Strijards op de authentieke canonieke bebronningen in. Deze vindt u op gerardstrijards.nl. Ze worden maandelijks voetnootsgewijs digitaal geactualiseerd.