
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De nieuwe polder werd naar de plaatselijke heer, Jan IV van Glymes, markies van Bergen op Zoom, Heer Jansland genoemd. In de polder werd een nieuw dorp gesticht, dat de naam Nieuw Gastel kreeg.
Al in 1583 liep het gebied echter al weer onder water: de Staatse troepen hadden in hun strijd tegen de Spanjaarden de dijken doorgestoken. De bevolking van dorp en polder moest elders een veilig heenkomen zoeken. Rond 1595 werden de dijken weer gedicht.
Weliswaar herleefde Nieuw Gastel niet meer, maar verderop aan de noordoostelijke punt van de polder vestigden zich enkele schippers en vissers en ontstond een nieuwe kern. Aanvankelijk heeft dit gehucht geen naam, maar in de loop van de zeventiende eeuw duikt eerst de naam Stoutersgat en later steeds vaker de naam Stampersgat op, zoals het dorp tegenwoordig nog steeds heet.
Bij dit dorp kwam al snel een veerverbinding richting Fijnaart tot stand. Het eerste pachtcontract dat we kennen is uit 1632. Daarin werd vastgelegd dat de pachter moest zorgen voor goede bequaeme schuyten en ook voor een goede nyeuwe peerde schuyt. Hij moest ook aan beide zijden van de rivier stevige aanlegplaatsen maken, zodat passagiers droogvoets hun reis konden voortzetten. Een halve eeuw later blijken die steigertjes inmiddels vervangen te zijn door veerdammen aan weerszijden van de rivier.
De pachter in 1632 was Adriaen den Brouwer, woonachtig ‘inden Appelaer’, de Appelaarsepolder aan de overzijde van de Dintel. Hij betaalde voor het veer 25 gulden per jaar. Ruim een eeuw later, in 1741, betaalde Pieter Horsten voor vijf jaar 350 gulden. En in 1808 betaalden Govert Bus en Leendert Horians voor de periode van half mei tot het einde van dat jaar maar liefst 281,25 gulden.
Bij dat laatste bedrag was overigens wel het recht op de visserij in een deel van de Dintel inbegrepen. Bovendien mocht de veerman intussen ook een bedrag van 9 stuivers opeisen van ieder schip dat aan de veerdam aan de Fijnaartse zijde aanlegde om te laden of te lossen.
In de eerste helft van de negentiende eeuw bleef het veer nog in de vaart. Maar toen in 1860 ter plaatse een houten ophaalbrug over de Dintel in gebruik werd genomen, betekende dat het einde van de veerverbinding.