
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
In 1877 werd het indrukwekkende multifunctionele gemeentehuis gebouwd, dat we nog steeds kennen als het “oude raadhuis”. Dat huisvest tegenwoordig nog steeds verschillende, nu vooral culturele, functies tegelijk.
Veel weten we niet van die oudste raadkamer. In de dorpsrekening van 1688/1689 treffen we een postje aan voor het openen, sluiten en schoonhouden van de raadkamer. Dat kostte in dat jaar tweeëneenhalve gulden.
Al iets meer komen we te weten in 1707. Dan stellen de schepenen namelijk een “camerbewaerder” aan voor het regelmatig vegen, stoffen en met zand bestrooien van de ruimte waarin de schepenen bijeenkomen.
Ook moet deze man, Martinus van Heijnsberge, het vuur in de open haard aanleggen en ervoor zorgen dat dat blijft branden. Hij krijgt daarvoor een vast jaarlijks bedrag. De schepenen zeggen over de hoogte daarvan, dat dat het gewoonlijke bedrag moet zijn dat daarvoor al “vanouds” betaald wordt. Het suggereert in ieder geval dat Veghel al in de zeventiende eeuw gewoon was zo’n “camerbewaerder” in dienst te hebben.
In 1779 constateren de schepenen dat het raadhuis in een zeer slechte staat verkeert en behoorlijk bouwvallig aan het worden is. Ze besluiten gemeentegrond te gaan verkopen om met de opbrengst daarvan een nieuw raadhuis te bouwen. Daarin moest in ieder geval plaats zijn voor de boterwaag die Veghel sinds 1730 in gebruik had.
De Bossche architect W. Hubert werd uitgenodigd een ontwerp te maken. In maart 1781 vond de openbare aanbesteding plaats van een raadhuis van drie verdiepingen. Het moest ruim 13x6 meter groot worden en onderheid met 12 eiken palen. Voor bijna 5.000 gulden mocht aannemer Peeter van Roy uit Schijndel met de bouw beginnen.
Op de begane grond kwam de boterwaag en op de eerste verdieping de secretarie en de raadkamer. Midden op het dak kwam een torentje met een luidklokje. Op de spits stond een verguld vaantje. Het gebouw met zijn hardstenen lambrisering verrees naast het koor van de Lambertuskerk. Het werd in 1782 opgeleverd.
De Rooise koster A.C. Brock schreef in 1820 nog over dit raadhuis: “het schoon Raadhuys (…) mag onder de fraaije gebouwen der Meijerij worden gerekent.”
De bouw van de nieuwe Lambertuskerk in 1863 aan de andere kant van de Markt leverde een bouwlocatie op de plek van de oude kerk op. Veghel maakte een periode van groei door en het raadhuis met waag van 1782 werd te klein. In 1866 constateerde het gemeentebestuur, dat tijdens de donderdagse marktdagen het zo druk was met publiek, dat het personeel van de gemeentesecretarie ernstig in zijn werkzaamheden werd belemmerd.
Een jaar later komt het voorstel in de gemeenteraad om de oude kerk af te breken en op die plek een multifunctioneel gebouw neer te zetten. Behalve raadhuis moet ook het kantongerecht een plaatsje vinden in het nieuwe gebouw, er moet een gevangenis (met cipierswoning) in komen, een boterwaag, een telegraafkantoor en er moet ook nog plaats zijn voor de brandspuiten.
De grote stimulator van het nieuwe gemeentehuis is Jhr. Victor F.A.H. de Kuijper, geboren Veghelaar en burgemeester van 1858 tot 1906. Mede op zijn aandringen doet het gemeentebestuur in 1867 opnieuw een beroep op een Bossche architect, en wel J.M. Nabbe, de gemeentearchitect van ’s-Hertogenbosch. Hij ontwerpt inderdaad het gebouw.
Maar daarmee staat het er nog niet, want er zijn nog tal van problemen te overwinnen. Al met al duurt het nog tot 1874 voor de openbare aanbesteding van het bouwproject kan plaatsvinden, al verloopt ook dat ritueel niet rimpelloos. Maar in december kunnen dan toch de funderingen gelegd worden.
De bouw zelf verloopt evenmin helemaal gladjes: architect en aannemer blijken slecht door één deur te kunnen. De burgemeester moet de architect regelmatig “onderhouden”, lees: op het matje roepen. Maar in november 1876 wordt in ieder geval toch het post- en telegraafkantoor opgeleverd. En niet lang daarna, op 11 februari 1877, volgen het kantongerecht en de gevangenis met cipierswoning.
Inmiddels werkt de architect eind 1876 aan de verfraaiing van het gemeentehuis: hij ontwerpt achtkantige koperen gaslantaarns voor aan de gevel en het meubilair en de verlichtingsarmaturen voor de raadzaal. Op maandag 16 april 1877 is het dan zover: het nieuwe gemeentehuis wordt in gebruik genomen.
Dankzij de snelle ontwikkeling van Veghel aan het eind van de negentiende eeuw is het gemeentehuis, hoe ruim ook van opzet, binnen twintig jaar eigenlijk te klein aan het worden. In 1896 worden plannen gemaakt om het inpandige postkantoor te verbouwen. Die plannen pakken uiteindelijk anders uit: het post- en telegraafkantoor krijgt in 1900 een geheel nieuwe behuizing langs de rivier de Aa, waardoor er ruimte vrij komt in het gemeentehuis voor de ambtenaren.
Door het opblazen van de Aa-brug in mei 1940 loopt het gemeentehuis zware beschadiging op. De herstelwerkzaamheden in 1941 worden aangegrepen om meteen een grondige verbouwing te realiseren. De versieringen van het oude gebouw verdwijnen. Het torentje op de voorgevel verhuist naar het dak en de voorgevel krijgt een mooi timpaan van architect Uyterwaal. Er komt een grote hal met trappenhuis, waarin drie ramen worden aangebracht.
Er kwam geld beschikbaar van de Kultuurkamer om deze ramen van gebrandschilderd glas te voorzien, maar de ontwerpen van een NSB-kunstenaar kwamen niet toe aan uitvoering. Na de bevrijding in 1944 kreeg Jos ten Horn een nieuwe opdracht om een raam te ontwerpen. Centraal staat de versregel “De vrije staet luikt op [bloeit op], als ’t volk de Wetten eert” uit Vondels lange gedicht Inwydinge van 't stadthuis t'Amsterdam (het huidige Paleis op de Dam). Het citaat komt uit de beschrijving van een schilderij van Ferdinand Bol in de Schepenzaal van het stadhuis. Dat stelt Mozes voor die met de Tien Geboden de berg Sinai afdaalt.
Tijdens de oorlogsjaren was er nog een noodtelefoonlokaal in het gemeentehuis ingericht en ook de distributiedienst had ruimte in gebruik gehad. Na de oorlog werd het hele gebouw gebruikt als gemeentehuis. Dat vereiste af en toe wel wat verbouwingen, maar het groeiende gemeentelijk apparaat kon er nog steeds in.
Dat veranderde in de jaren zeventig: verschillende gemeentelijke diensten, zoals gemeentewerken, de afdeling onderwijs en de afdeling financiën verlieten het gebouw. Het verspreiden van gemeentelijke diensten over verschillende locaties in het dorp, werkt uiteindelijk niet efficiënt.
Plannen voor een nieuw gemeentehuis beginnen vorm aan te nemen. In 1979 wordt gesproken met het Rotterdamse architectenbureau Kraayvanger. In maart 1982 gaat de eerste paal de grond in en twee jaar later, op 24 maart 1984 opent Commissaris van de Koningin Dries van Agt het nieuwe gemeentehuis.
De maatschappelijke rol van het oude raadhuis is daarmee intussen allerminst uitgespeeld. Onder leiding van architect Janssen is het oude raadhuis verbouwd en geschikt gemaakt voor huisvesting van de openbare bibliotheek, het streekarchief en de heemkundekring Vehchele. Later krijgt ook de Vereniging voor Amateurkunstenaars er een expositieruimte en sinds 2004 is in de hal van het oude raadhuis het Veghelse Uitpunt gevestigd.
Al die gebruikers zijn anno 2007 in overleg met de gemeente bezig om die diversiteit van culturele functies nog beter tot hun recht te laten komen. Dat zal uiteindelijk leiden tot het mulitfunctionele bibliotheekgebouw dat het oude gemeentehuis tegenwoordig is.