Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Opdat huidige en latere generaties die verhalen beter kunnen begrijpen, heb ik geprobeerd ze zoveel mogelijk aan te vullen met details die anderen (met name mijn moeder) wisten en ze te plaatsen in de historische context.
Bij veel van die verhalen loop je echter vast. Hoe meeslepend en gruwelijk sommige van die verhalen ook zijn, uit het feit dat je er online meestal niets over kunt vinden is een beetje af te leiden wat een tijd die Tweede Wereldoorlog was. "Het ging van de grote hoop" zoals Herman Finkers ooit cynisch grapte. Ik hoop, door sommige van die verhalen hier te publiceren, dat anderen aanvullingen kunnen geven.
Toen mijn moeder ongeveer anderhalf jaar oud was, werd ze ziek - hersenvliesontsteking, kinkhoest - en ze lag op het randje van stuipen. Dat moet in de periode juli-september 1944 zijn geweest, niet al te lang voor de bevrijding van het zuiden. De arts vertelde mijn grootvader “als ze het haalt, zal ze er wel iets aan over houden.”
Mijn moeder: “Dat bleek gelukkig niet zo, maar het was wel ernstig. Ik lag in een glazen kooi vanwege besmettingsgevaar. Bezoekers van anderen roddelden in het voorbijgaan ‘dat kindje gaat dood’. Ons mam, die blijkbaar niet voor de moeder werd aangezien, omdat ze nog zo jong was (22), hoorde dat natuurlijk en deed niets dan huilen.”
Mijn moeder kwam er door heen en de arts gaf mijn grootmoeder het advies om haar veel melk te geven om aan te sterken. Dat was in oorlogstijd gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ma was al van de borst en, met de geallieerden die steeds dichterbij kwamen, was melk (sowieso al op de bon) niet gemakkelijk voorhanden.
Oma besloot daarom te voet richting Esch te gaan om bij boerderijen aan te kloppen en om melk te vragen - recht bij de bron als het ware. Mijn grootouders woonden toen in Vught op Geerstraat 11, nu Jan van Galenstraat 5, hetgeen toen aan de rand van de bebouwde kom was.
De reden dat ze te voet ging in plaats van met de fiets, kwam, vermoed ik, omdat ze een glazen fles met zich mee moest nemen om die melk in op te slaan en mee naar huis te nemen. Meer dan één fles zal het niet zijn geweest, want ze hadden geen koelkast om het in te bewaren - die kwamen pas in de jaren ‘50. Rauwe melk recht van de koe bewaard in een koude kelder, zoals opa en oma hadden, blijft wel een paar dagen goed, maar dit zal dus wel een regelmatige wandeling om melk te bemachtigen zijn geweest.
Op één van die wandelingen terug naar huis, kwam er vanuit Vught een Duitse militaire colonne haar over de weg tegemoet. Gezien het feit dat de geallieerden op dat moment al Noord-Frankrijk of België hadden bereikt, vermoed ik dat dit versterkingen voor het front waren die zuidwaarts gingen. Militaire colonnes nemen geen kleine polderwegen, dus waarschijnlijk was dit op de Esscheweg net buiten de toenmalige Vughtse bebouwde kom. Mijn moeder: “ze was bijna thuis”.
Mijn grootmoeder: “Plots klonk er een geluid van laagvliegende vliegtuigen. Ik keek om en zag duidelijk dat het twee Engelse vliegtuigen waren die zich klaarmaakten voor een aanval op die colonne. De Duitse voertuigen stopten onmiddellijk, en de Duitsers sprongen in paniek allemaal heel vlug eruit en zochten dekking in de sloten aan weerszijden van de weg. Ik bedacht me niet natuurlijk en dook ook in de sloot, net als de andere mensen die daar liepen. Naast me in de sloot zat een jongen van een jaar of 19 die even daarvoor nog voor me liep. De Duitsers begonnen op die twee vliegtuigen te schieten. De Engelsen kwamen steeds dichterbij, richtten zich op de stilstaande colonne en openden het vuur. Ze scheerden al schietend over.”
Dit zullen twee Spitfires of Hawker Typhoons zijn geweest die vanuit bevrijd Frankrijk of België verkenningsvluchten maakten en, mocht het zo uitkomen, de Duitsers zoveel mogelijk schade probeerden toe te brengen. Oma was op weg naar huis en liep noordwaarts. Ze kwam die Duitsers tegen op weg naar het zuiden. Die vliegtuigen kwamen dus waarschijnlijk vanuit het zuiden en hadden daarmee de zon in de rug. Dat betekent dat die Duitsers de vliegtuigen pas zagen op het moment dat ze de motoren hoorden.
Omdat je met een gevechtsvliegtuig niet goed kunt mikken op gronddoelen, passen die piloten een techniek toe waarbij ze beginnen te schieten voor ze het doel hebben bereikt. De grondinslagen met stofwolken van de eerste kogels geven de piloot dan een visuele indicatie en de mogelijkheid om bij te sturen en zo het doel te raken. Dit worden strafing runs genoemd. Lang niet alles treft doel, maar door feitelijk een lopend spervuur te creëren, raak je je doel geheid. Ondertussen is het heel moeilijk om met een geweer een overkomend vliegtuig te raken.
Mijn grootmoeder: “Nadat die vliegtuigen verdwenen waren, kwamen mensen weer uit de sloot. Verschillende voertuigen stonden in brand. Ik keek naast me en zag die jongen die naast me in de sloot was gesprongen dood liggen. Zijn hoofd was er af geschoten. Ik was laaiend, klom uit de sloot en begon naar de Duitsers te schreeuwen: ‘Verdomde rotmoffen!’”
Mijn moeder: "Ons mam heeft schijnbaar zo staan schelden en tieren dat er mensen uit hun huizen kwamen en haar naar binnen hebben getrokken zodat ze geen last met de Duitsers kreeg." Ik: “En de melk?” Mijn grootmoeder: “De fles was gebroken. Dat moet zijn gebeurd toen ik de sloot in sprong.”
Mijn moeder: “Ik dacht dat de Duitsers die jongen hadden gedood.” Ik: “Dat kan, maar is onwaarschijnlijk. Die Duitsers mikten omhoog, niet op de sloot. Bovendien schoten die niet met een kaliber waarmee je gemakkelijk iemands hoofd van zijn lichaam verwijdert. Die vliegtuigen daarentegen hadden een veel zwaarder kaliber kogel, en als zo’n strafing run net over die sloot gaat… tja, dat vertel je niet na als je net de pech hebt in die vuurlijn te zitten.
Uit het feit dat oma op die Duitsers stond te schelden, moet je niet afleiden dat het Duitse kogels waren die die jongen doodden. Oma begreep natuurlijk heel goed dat die jongen een ongeluk was en dat die Engelsen echt niet op hem mikten. Maar als die Duitsers het land niet hadden bezet, dan hadden die Engelsen niet op hen hoeven schieten."
Mijn broer: Ik begrijp niet dat oma je dat verhaal heeft verteld. Ik had het idee dat ze helemaal nooit over de oorlog sprak, juist door dit voorval.” Ik: "Het zal te maken hebben gehad met het feit dat het kort na de viering van ‘50 Jaar Bevrijding’ was. De oorlog was veel in het nieuws geweest. Het weer was prachtig, de sfeer goed, en het gebeurde spontaan. Ik kende het verhaal natuurlijk al van mama maar ben blij het van oma zelf te hebben gehoord."
Er zijn veel nagelaten vragen hier: Wie was die jongen? Heeft ze ooit zijn familie ontmoet en uit kunnen leggen wat er was gebeurd? Waren er meer slachtoffers? Wie waren die mensen die mijn grootmoeder naar binnen trokken? Toen ik onderzoek deed, verwachtte ik wel een krantenartikel over dit voorval te vinden, maar dat bleek niet zo.
Foto’s:
De foto’s bij dit verhaal zijn niet van de gebeurtenissen zoals hierboven verteld, maar van een Duitse militaire colonne, die vernield is bij een luchtaanval door geallieerde jachtvliegtuigen op een landweg in de buurt van Arnhem-Nijmegen, 1944. Ze laten wel goed de vernietigingskracht van een strafing run zien. Fotograaf: Zwirner. Bron: Bundesarchiv, collectie Propagandakompanien der Wehrmacht - Heer und Luftwaffe, fotonrs. 101I-497-3515-06, 1011-497-3515-09A, 1011-497-3515-17A en 1011-497-3515A-23A, deel van een grotere serie.