skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Den Bosch en de Bosschenaars (7): Onderwijs en Catechismus

Piet Bosschenaar was het pseudoniem van Petrus Johannes van Rooij (’s-Hertogenbosch, 4 januari 1865 – ’s-Hertogenbosch, 14 december 1941). Hij was goudsmid gedurende zijn werkzame leven. Maar hij schetste in zijn artikelen ook een mooi beeld van Den Bosch in de jaren 1870 en van de teloorgang van de Bossche goud- en zilverindustrie.

Op vier- en vijfjarige leeftijd ging men al naar school. Mijn eerste school was in de Postelstraat. Op dezelfde plaats wel als waar nu nog de zusterscholen zijn, doch wat nog geheel in zijn oorspronkelijke vorm van inrichting was van Hotel, wat het voordien was. Hoek Capucijnenpoort woonde, en was werkplaats van een timmerman Strang, in die poort enige gewone huurhuisjes en dan de school, (ook zusters) dat was ’t gedeelte van de voormalige eet- en conversatiezaal, doch als gezegd, alleen wat schoolbanken er in gezet, doch dezelfde lokalen, daar waren scholen voor meisjes. Aan ’t einde van het gebouw – zijnde Kruisstraat – was de grote inrijpoort, wat voor in- en uitrijden der omnibus gediend had. Daar doorheen kwam men op een grote binnenplaats. In ’t midden geheel bleekveld, wat zeer zeker in die tijd, voor ’t bleken van lakens en slopen, voor een hotel een eerste eis was.

Was men de poort door, een klinkerpad langs de bleek, even naar links nog, en dan rechtuit, kwam men langs de z.g. uitpakkamers. Daarin werd school gedaan voor de jongens.

Tegenover de school – thans Van Gulick Luix – was toen een speldenfabriek, waar men voor de ramen, op de maat van die kleine machientjes zo heerlijk kon zingen: rik ketik ketik alweer een spel.

Dat schoolgaan  daar heeft niet zo heel lang geduurd, want Mesjeu Pretàt was bij ons geweest met verzoek ons daar op school te doen – thans Vughterstraat 114, nog hetzelfde bovenhuis – dat was ook een Franse school die na de onze om half zes begon.

Vughterstraat 114 (l) en 116. Op nr. 114 was de school van Mesjeu Prétat gevestigd (foto: Wies van Leeuwen / Provincie Noord-Brabant, 1990. BHIC, fotonr. PNB001034559)
Vughterstraat 114 (l) en 116. Op nr. 114 was de school van Mesjeu Pretát gevestigd (foto: Wies van Leeuwen / Provincie Noord-Brabant, 1990. BHIC, fotonr. PNB001034559)

Het zal nu natuurlijk bij velen vreemd klinken, doch voor een onderwijzer, en vooral voor een hoofdonderwijzer, die aan trouwen dacht, was ’t een heel eigenaardige toestand. Bij trouwen werd een huis gehuurd met een of twee grote kamers waar enige schoolbanken in konden geplaatst worden, kortom…”hij begon voor z’n eigen”.

Nu was het zaak klanten te krijgen. Beiden gingen familie, vrienden en kennissen af, en, waar de stadsschool kosteloos en voor alle gezindten was, werd daarvan, in die tijd vooral, door Katholieken heel geen gebruik gemaakt. In onze stad ging het dus met die z.g. Katholieke scholen, heel goed. Allen waren behoorlijk goed bevolkt. Met vergete daarbij niet dat wij toen op school leerden dat den Bosch een stad was van 23.500 zielen, wat nu wel meer dan ’t dubbele zal zijn.

Er was ook een klein schooltje voor Protestanten. Vanaf de Hinthamerstraat vooraan links, het z.g. “geus scheuleke” op z’n Bosch en dat nog vele jaren nadien, toen reeds lang een flinke grote school voor de Protestanten gemaakt was in de Korte Putstraat, hoek Putgang. Dat vroegere schooltje – toen reeds lang een gewone herberg – inde volksmond nog dien naam heeft behouden.

Voor de Israëlieten was een school in of bij hun kerk in de Mortel.

De synagoge in 1990 (foto: Wies van Leeuwen / Provincie Noord-Brabant. BHIC, fotonr. PNB001029689)
De synagoge in 1990 (foto: Wies van Leeuwen / Provincie Noord-Brabant. BHIC, fotonr. PNB001029689)

Hoewel alles heel primitief - schoolboekjes moesten de ouders zelf kopen; dat kon dan ook heus van die 30 of 40 cent per maand, per leerling, niet af – leerde men er goed, maar de inrichting en huishoudelijkheid van zo’n school was enig.

Ons leesboekje was zo ingericht, dat ge telkens een lesje in gewone drukletters, een volgend in schrijfletters, en een volgend in Oudhollands (Duitse drukletters) moest lezen. En het natuurlijk ook daarin kon lezen.

Schrijven werd toen veel, zeer veel werk van gemaakt en men kende ze met naam en van, die een zogenaamde mooie hand van schrijven had en daarmee dan ook later op het Gouvernement (Provinciale Griffie) vrij gemakkelijk een mooie betrekking had gekregen. Zoals gezegd, dat was een eerste eis en ging men bij sollicitaties absoluut voor, al was het in veel gevallen gewone natuurlijke aanleg.

Het leren schrijven op school was heus niet zo makkelijk. De twee voorste vingers moesten zo mooi en rechtuit op de penhouder liggen. Men begon daarmee nadat men datzelfde met de ”toes” op de lei had geleerd. En waren de kneukels maar even krom en de meester zag het dan kreeg je met een liniaal op je p.ten. Potloden kenden we helemaal niet en mochten dan ook absoluut niet gebruikt worden.

Het ging op school overigens zo echt huishoudelijk toe. En ’s morgens zat ik al in spanning te wachten op ’t klopje op de deur, en zie nog het hoofd van de juffrouw met ’t mooie witte plooimutsje, binnen steken, en vragen: “Mesjeu, mag Pietje mee naar de mert gaan”. Wat natuurlijk altijd mocht. Mocht dan ’t mandje dragen en kreeg fijn een paar appels of peren. Voor een jongen op school een prachtig verzetje dus.

Twee jongens hadden om beurten de week van papiertjes opruimen en vegen, dan moest na vier uur de school geveegd worden, en Mesjeu netjes afgeborsteld, zodat alles om half zes, zoals gezegd de Franse school begon, weer netjes in orde was.

Kreeg zo’n school het nu te druk, dan scharrelde Mesjeu zelf een kwekeling van de fraters, of een van buiten op, die toen al met z’n zestiende jaar voor de klas stond, en na twee jaar dus met z’n achttiende, examen mocht doen. En, als men nu weet, dat elk ogenblik advertenties in de Bossche Courant stonden, waarin gemeentes vroegen om hulponderwijzer op een salaris van 300, 325 en Fl. 350, zal men wel begrijpen dat zo’n kwekeling niet duur was. Hoofdonderwijzers werden gevraagd op 400, 450 of Fl. 500 salaris, naar gelang de grootte of bevolking der gemeente.

Na een paar jaar werd die school mij te klein, en kwam toen bij Mesjeu van den Hurk in de Kolperstraat, waar voor in de mooie kapperszaak van Van Imbeek, en achterin, (door de gang in) een grote school was, daar waren in een deel daarvan, ook de jongens van het RK Weeshuis op school.

Het Wit Kruis, Kolperstraat 10. Hier was de kapperszaak van Van Imbeeck gevestigd (bron: Bossche Encyclopedie. Foto: Wies van Leeuwen / Provincie Noord-Brabant. BHIC, fotonr. PNB001032075)
Het Wit Kruis, Kolperstraat 10. Hier was de kapperszaak van Van Imbeeck gevestigd (bron: Bossche Encyclopedie. Foto: Wies van Leeuwen / Provincie Noord-Brabant. BHIC, fotonr. PNB001032075)

Als Mesjeu jarig was, bracht elke jongen wat voor hem mee, maar als de juffrouw jarig was, dan was het de hele dag groot feest. Bossche koek, Bossche moppen, handschoenen, alles kreeg de juffrouw. En wij werden getrakteerd op chocolade met brokbeschuiten.  Er werd de hele dag gezongen en – zoals bij jongensfeestjes behoort, ook gevochten – alles ter ere van de juffrouw die ‘s morgens ook door de ouders, die meekwamen, was gefeliciteerd. Alles heel gemoedelijk, men leerde spelende, en, hoewel men van school weinig of geen huiswerk meekreeg, werd in een enigszins behoorlijk gezin, toch nog veel geoefend in lezen en schrijven.

Na school p.m. half twaalf, elke dag naar de Catechismus. En oudere Bosschenaren, vooral Kruiskerkers, herinneren zich nog dat op de Kuipertjeswal, waar onlangs oude huisjes zijn weggebroken om plaats te maken voor nieuwe, als men langs de Dieze de laagte afliep, aan het einde daarvan het “Kasteel” stond, waar op schooltijd een peuterschooltje was, doch elke dag daarna, Lager, Middelbaar en Hoger Onderwijs gegeven werd in ….. de Catechismus, door Mieke Keesen.

Speciaal Katholieke of bijzondere scholen daarvoor, bestonden, zoals gezegd, nog niet. Men ging gewoon op school bij een onderwijzer die Katholiek was, en vanzelf ook alleen die jongens had, en Pastoor Cuppen en zijn Kapelaans aan de Kruiskerk, Beijnen, Bots en Versterre vonden het maar wat goed, dat “Mieke” ze zover in de catechismus bracht, dat, wanneer ze ’t jaar voor de eerste H. Communie, toen 10 jaar, in de Kerk Catechismusles kregen, er weinig moeite meer aan was.

Kapitalen gingen daarom de kleine Catechismus leren. Dat kostte voor rijk en arm 3 ct per week, na het “overgangsexamen” naar de grote 5 ct, en ’t volgende jaar 10 ct. per week.

Hoewel niet getrouwd, hield Mieke erg veel van kinderen. Had er echt slag van om er mee om te gaan. In een woord ’n ‘goei wefke’. Maar die echt ondeugend was of zijn les niet kende, ging onherroepelijk de bedstee in. Zo’n echte ouderwetse bedstee, waar de ingewanden uitgenomen waren en waar de kleuters dan over de beddenplank stonden te kijken, als gevangen schapen in een schutskooi.

Een pracht school was hier ook de Rijkskweekschool voor onderwijzers. Wolvenhoek, Directeur Trossee, thans Fraterschool. Ook nog een zogenaamde Leerschool voor jongens van 14 tot 18 jaar, in opleiding voor onderwijzer, waartoe ouders of overste zich dan ook verbonden, daar waren jongens uit geheel het land, en is volgens mijn mening jarenlang financieel, een zegen geweest voor den Bosch. Er waren altijd 80 leerlingen waarvoor door het Rijk Fl. 300 per leerling werd vergoed.

Ik had daar veel vrienden onder, en kwam nogal eens bij hun op de ‘kast’. En als men nu nagaat dat al die jongens hier in gewone nette gezinnen voor die Fl. 6 per persoon, thuis waren, soms een eigen zoon en nog 2 of 3 anderen.

Vakanties van 3 of 6 weken per jaar werden gewoon doorbetaald. Voor 4 jaar vast – en wat een jongen van die leeftijd voor eisen, als de leraar na persoonlijke bezichtiging alles had goedgekeurd – zal men, als ik, overtuigd zijn, het voor menig net Bosch gezin, een prachtige bron van inkomsten was, en ik die allen financieel mooi heb zien vooruit komen; als men weet dat het loon van vakman huisvader slechts 7 of 7,50 gulden was, zal men dat zeer zeker nog beter begrijpen.

De overplaatsing daarvan naar Nijmegen, evenals later het gehele 5e Regiment Infanterie, waarvan door zoveel door kamerverhuur aan officieren, als door het minste water- en vuurnerinkje, slagers, bakkers, etc. etc. behoorlijk verdiend werd, is, ik herhaal, volgens mijn mening voor onze goede stad een ramp geweest. Zeker en vooral voor de Middenstand.

School patronaat van de St. Cathrien (foto: 	Fotopersbureau Het Zuiden. Erfgoed 's-Hertogenbosch fotonr. 0035014. CC BY-NC)
School en patronaat van de St. Cathrien (foto: Fotopersbureau Het Zuiden.
Erfgoed 's-Hertogenbosch fotonr. 0035014. CC BY-NC)

Toen werd de eerste Katholieke school gebouwd door de Pastoor van de St. Cathrien (Kruiskerk) en die was ook direct vol. Daar kwamen jongens op van de hele stad en uit alle Parochiën.

Een flinke school, ingang naast dat kleine huisje, en wat Patronaat is, was toen de woning van de Hoofdonderwijzer Dieben, met drie trapjes op, dat is nog niet zo lang weg, de eis was geen gehuwde Hoofdonderwijzer, en woonde die daar dan ook met zijn zuster. Op die school bleef men toen ook tot de eerst Communie (11 jaar). Er waren zoveel mogelijk Bossche onderwijzers aan verbonden.

Ik heb nog voor de klas gehad de Heer Van Sas, de latere hoofdcommies op de Gemeente Secretarie. En Strang, later jaren boekhouder bij Fa. Wed. Joh. Van Rijckevorsel (Strang van Maaren) en, zoals in mijn boekje van de Goud en Zilverindustrie (de Bossche Goud- en Zilverindustrie in de Laatste Halve Eeuw) beschreven, na de eerste Communie direct op een vak.

Lees ook de andere delen

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.