
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Velp bij Grave geldt bij uitstek als voorbeeld van het Rijke Roomsche Leven, de eeuw waarin het rooms-katholicisme zo floreerde (1860-1960). Rond de vorige eeuwwisseling waren er drie religieuze gemeenschappen: de kapucijnen, die al in de 17e eeuw het dorp hadden gevonden en het klooster Emmaüs hadden gesticht, de redemptoristinnen (in de Bronkhorst) en de jezuïeten. En dat in een dorp waar rond die tijd zo’n 600 à 700 mensen woonden.
Als de commissaris der Koningin in 1897 zijn eerste werkbezoek brengt aan Velp, dan nog een zelfstandige gemeente, maken de geestelijken één voor één hun opwachting. Behalve meneer pastoor, die komt wegens ziekte zijn bed niet uit en laat zich vertegenwoordigen door de kapelaan. Van Voorst tot Voorst noteert, eerlijk als altijd, in zijn dagboek wat hij ervan vindt: Veel bijzonders hadden ze niet te vertellen.
Bij latere bezoeken zal hij met name de Jezuïeten regelmatig benoemen in zijn verslagen. Vijf jaar later bijvoorbeeld, als burgemeester en wethouders zich bij de commissaris over de religieuzen beklagen. Wat blijkt? De jezuïeten zijn wel erg fanatiek bij het uitvoeren van de taak die hun oprichter, de Spaanse edelman Ignatius van Loyola (1491-1556) de orde heeft opgelegd: hulp bieden aan de naaste. De paters krijgen volop behoeftige mensen aan de deur en geen van hen wordt afgewezen, elke hongerige wordt gevoed. Dit zeggen B en W tegen de commissaris: ‘Dat trekt vreemde armen. Er hebben zich nu reeds een tiental dergelijke gezinnen daar gevestigd.’
Daar zit de kleine gemeente niet op te wachten. Velp mag gerust groeien, maar niet met mensen die zichzelf niet kunnen bedruipen en vroeger of later bij het gemeentehuis of bij het armenbestuur aankloppen om een aalmoes. De commissaris noteert de klacht, maar kan er niets mee. Hij kan de paters moeilijk verbieden de deur te openen als een arme aanklopt. Dat de jezuïeten vrijgesteld zijn van het betalen van grondbelasting zal B en W ook een doorn in het oog zijn geweest. Maar omdat de paters een instelling van hoger onderwijs hebben in Velp, hebben ze nu eenmaal recht op die vrijstelling.
Onderwijs is een belangrijke taak die de jezuïeten zichzelf gesteld hebben. Dat was ook de reden dat ze bij hun komst naar Velp, in 1862, een klooster bouwden voor de huisvesting en het onderwijzen van hun priesterstudenten. Dat monumentale gebouw, Mariëndaal geheten, bestaat nu nog.
In zijn verslag van 1909 schrijft de commissaris dat de jezuïeten ook in Maastricht en Oudenbosch een opleidingsinstituut hebben. De jongens komen eerst in Mariëndaal wonen. Na twee jaar verkassen ze naar een van de andere opleidingsinstituten. Sommigen worden missionaris, nogal wat komen terecht op Java.
In Velp worden ook oudere Jezuïeten opgevangen. Het dorp zit echter niet op het gemopper van versleten paters te wachten. De commissaris noteert: Mariendaal dient tevens voor oude afgeleefde paters; die loopen dan ook in Velp rond; naar het schijnt, mogen ze niet bij de menschen in huis komen; maken gaarne praatjes met iedereen en zijn dikwijls weinig tevreden met hun lot.
Dit verhaal verscheen eerder in dagblad De Gelderlander.
Bekijk hier alle verhalen in de serie Hoog Bezoek