Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Ik heb hem gevonden!
Ik heb nu een' vriend, […]
Ik heb u lief, mijn dierbre vriend!
Ik min u met geheel mijn wezen […]
Gij hebt aan mijn smachtende ziele gegeven
Waarnaar ik reeds jaren verlang […]
Vrienden, zo ervaren we uit zijn gedichten, zijn voor Lucien enorm belangrijk. Preciezer: die ene vriend aan wie hij alles kwijt kan in goede en slechte tijden, die hem aan het lachen maakt en een troostende arm om hem heen slaat als hij bedroefd is. In de Friese KMA-student Hartman van Aisma vindt hij zo'n vriend.
Lucien (geboren 1873) woont met zijn moeder en zijn twee jaar oudere broer Johan in de Nieuwe Ginnekenstraat (nu Wilhelminastraat 15). Uitkijkend over de straat door de ramen op de eerste verdieping trekken vooral de stoeiende straatjongens en voorbijmarcherende soldaten zijn aandacht. In een schoolopstel schrijft hij bijvoorbeeld: 'Een veld-artillerist stapt ruiterig voort, flink-recht, zijn mooi manne[n]lichaam duidelijk toonend in de nauwe uniform'. Ook zijn vriend Hartman ziet hij, blijkens een ander opstel, graag in zijn cadettenuniform:
Een gestalte, niet klein, niet groot […] met breede manlijke schouders en borst; 't bovenlijf, goed getailleerd, rust op stevige heupen,niet te groot, juist passend om de tors te dragen; goed zittend, omgeeft zijn romp en goedgebouwde, flinkgespierde armen en beenen de cadettenuniform. […] Zacht soms dweepend, dan vlammend zien zijn donker-vergeet-me-niet-blauwe oogen onder de zwarte, lange wimpers uit, waarboven, dicht, langzaam stijgend, de wenkbrauwen loopen.
In zijn 'Verzen' beschrijft Lucien drie jaar lang het verloop van zijn vriendschap met Hartman. Eerst vraagt hij zich of de liefde wel wederzijds is. Als Hartman na een half jaar in Friesland een vriendinnetje krijgt, gunt hij zijn vriend die verovering, zij het met pijn in het hart. Hartmans verkering blijkt van korte duur en de vriendschap tussen de twee jongens verdiept zich verder. Lucien adoreert zijn vriend:
[…]
Jou aanbiddend als een Godheid
Knielt mijn hele wezen neder,
Klein zich voelend bij jouw grootte
Voor je heerlijk meerdre-wezen. […]
Hoewel Hartman - van wie geen brieven, gedichten of andere documenten overgeleverd zijn - zich moet houden aan de strikte discipline van de militaire academie, zijn er genoeg momenten dat de vrienden elkaar kunnen ontmoeten. Op zondagmiddag heeft Hartman vrij en 'maakt hij visite', niet zoals zijn medestudenten bij een Bredase familie met huwbare dochter, maar bij de familie Von Römer. In zijn vierde jaar mag hij ook op woensdag- en zaterdagavond de kazerne verlaten. Het Kasteelplein is een geschikte plek om af te spreken en om vervolgens een wandeling te maken in het aangrenzende park het Valkenberg.
Over de vriendschap valt een schaduw als Lucien merkt dat anderen vreemd opkijken van zijn gevoelens voor Hartman en die zelfs afwijzen. Zelf is hij bang dat zijn verlangen naar mannenvriendschap een relatie met een vrouw onmogelijk zullen maken:
[…]
We spraken, mijn vriend
van de liefde, zoo groot,
die ons zoo verbindt
tot aan onzen dood,
dat nooit w'elkander verlaten.
Toch voelde ik leed,
en klaagde mijn smart,
die welde zoo heet
mij op uit het hart:
dat vele menschen mij haten!
[…]
En toen we dan spraken
dat wat ik nu zocht,
de menschen zoo maken
dat dat nu niet mocht;
En ik een vrouw niet zou vinden
met mij willend leven,
die m'alles zou zijn, […]
De zomer van 1893 is voor beiden een keerpunt in hun nog jonge leven. Lucien heeft zijn gymnasium bèta - diploma behaald en verhuist in september naar Leiden om daar geneeskunde te gaan studeren. Hartman is klaar aan de KMA en wordt ingedeeld bij het 2e regiment huzaren in Venlo. Het is in Leiden, voorjaar 1894, dat Lucien het nieuws krijgt dat zijn vriend, 23 jaar oud, in het huis van zijn pleegouders in Leeuwarden is overleden. Lucien schrijft zijn diepe verdriet van zich af in een cyclus van vijftien gedichten vol klaagzangen, herinneringen en droombeelden. In het allerlaatste verbeeldt hij hoe hij met Hartman het geluk had willen vinden:
Heden nacht was Hartman bij me,
En zijn zoete mond die zei me
Veel van liefd' en van geluk.
Zachtjes nam hij me in zijn armen,
Toen hij kuste mij, zoo arme,
Daar ik hem verloren had.
[…]
"Louce", begon hij zacht te spreken,
En zijn stem en woorden leken
Mij nog liever als te voor.
[…]
Zachtjes streelt zijn hand mijn haren:
"Louce, ach toe, wil nu bedaren
"Ween niet meer, het is zoo goed […]
Het besef dat zijn gevoelens voor jongens en mannen verder gaan dan gebruikelijk is, bepaalt enkele jaren later Lucien von Römers maatschappelijke carrière. Tijdens zijn studie begint hij alles te lezen over 'homoseksualiteit' - een woord dat nog maar net in het Nederlands geïntroduceerd was - wat hij te pakken kan krijgen. Hij specialiseert zich in neurologie en psychiatrie en begin 20e eeuw is hij in ons land dé deskundige op het gebied van seksuele varianten, genderdiversiteit en aanverwante onderwerpen. In debatten en publicaties verdedigt hij het aangeboren zijn van homoseksualiteit en het recht op een gelijke behandeling.
Als een van de eerste activisten staat hij met anderen aan de wieg van de Nederlandse homo-emancipatiebeweging. Maar als in 1908 zijn proefschrift over een vergelijking tussen homo- en heteromannen afgewezen wordt, breekt een veelbelovende wetenschappelijke carrière plotseling af. Hij verhuist naar Nederlands-Indië waar hij als arts allerlei functies in de gezondheidszorg vervult, vaak weer als pionier in het ontwikkelen van preventieprogramma's en het oprichten van een 'doorgangshuis' voor psychiatrische patiënten.
In 1955, inmiddels 82 jaar oud, schenkt hij het familiearchief aan het Nationaal Archief in Den Haag. De inhoud van zijn verzenbundel vindt hij dan te gewaagd om openbaar te maken. Kenden zijn vrouw en zoon zijn jeugdgeschiedenis niet? Was hij bang hen of zichzelf in de problemen te brengen in een tijd waarin een relatie tussen een meerderjarige en een minderjarige (onder de 21) van hetzelfde geslacht strafbaar was? De jaren vijftig waren een periode waarin politie en justitie homoseksuelen nauwlettend in de gaten hielden en waarin een aan de Katholieke Volkspartij verbonden instituut nog voorstelde om alle homoseksuele contacten strafbaar te stellen.
Lucien von Römer hield van Breda. Nog in 1962 leverde hij als 90-jarige een uitvoerige bijdrage aan het boek dat verscheen bij het 75-jarig bestaan van het Stedelijk Gymnasium. Daarin beschrijft hij hoe hij genoot van het drukke stadsgewoel én van de 'prachtige bossen en kleurrijke heiden' in de omgeving van Breda.
Voor Bredanaars was het tot voor kort onbekend dat een van de belangrijkste figuren uit de Nederlandse lhbti+-geschiedenis zijn jeugdjaren in hun stad doorbracht. Jaren die vormend bleken te zijn voor zijn latere activisme. Tijd dat Breda ook van Von Römer gaat houden.
Het volledige verhaal van Lucien von Römers Bredase jeugdjaren en zijn latere loopbaan is te lezen in: Maurice van Lieshout, '"Ach, Aisma, heb mij lief": De Bredase jaren van Lucien von Römer (1873-1965)', in: Jaarboek van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Stad en Landvan Breda 'De Oranjeboom" 74 jaargang 21 (Breda 2022) 108-129.