
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Eigenlijk kwam de vraag hierop neer: geloofden ze de man of geloofden ze het verhaal van diens enige, 23-jarige zoon? Want keihard bewijs voor de brandstichting had het Openbaar Ministerie (OM) niet kunnen overleggen.
De brand in de woning, die vader en zoon huurden van landbouwer J. van Dommelen, had gewoed op maandagochtend 13 maart 1939 en was ontdekt door de buurman, Martinus Pijnappels. Eerder die ochtend, dat was al om drie uur geweest, had Pijnappels zijn buren nog geholpen met het inladen van een stel kalveren. Vader en zoon zouden die gaan verhandelen. De vader op de markt in Nijmegen en de zoon zou dat doen op de veemarkt in Uden. Enige tijd nadat beiden vertrokken waren, had Pijnappels de brand op de bovenverdieping van het huis ontdekt. Hij waarschuwde de brandweer en de politie.
De veldwachters Mullenberg en Ansems verklaarden tijdens de rechtszitting dat het een ‘gemene brand’ was geweest. Die had voor de omgeving veel gevaar kunnen opleveren. Het was hen opgevallen dat de brand in een bepaalde hoek van het huis wel heel erg fel had gewoed. Dat had het vermoeden van brandstichting versterkt. Ook Pijnappels had dat gezien. Een kast op de bovenverdieping en de zolder daarboven, die hadden heel fel gebrand. Het vermoeden dat de koopman er iets van zou weten, werd versterkt toen Pijnappels er in slaagde de man in Nijmegen aan de telefoon te krijgen. Dat was die ochtend om negen uur geweest. “Je huis staat in de brand”, had Pijnappels gezegd. Waarop de koopman laconiek had geantwoord: “Daar kan ik ook niks meer aan doen.” Vervolgens was hij pas ’s avonds om half zeven teruggekeerd in Wanroij.
De politie had hem verhoord, maar hij had ontkend dat hij iets met de brand te maken had gehad. Na enige aarzeling had zijn zoon echter een verklaring afgelegd en zijn vader van brandstichting beschuldigd. De koopman werd, in afwachting van het proces, achter tralies gezet. Volgens de zoon was zijn vader met het idee gekomen om het huis in brand te steken zodat hij wat verzekeringsgeld zou kunnen opstrijken. Geld dat vervolgens aan drank zou worden uitgegeven, zo zei de zoon.
Die ochtend, zo herhaalde hij in juni voor de rechters, had hij zijn vader geholpen met het voorbereiden van de brand. Ze hadden stro over de zoldervloer gespreid en een gat in de zoldervloer gemaakt. Vervolgens hadden ze uit het zoldergat een laken gehangen en daaronder, op een kast, hadden ze een kaars gezet. Uit angst voor zijn vader had de zoon meegewerkt aan de euvele daad. Vlak voordat beiden naar de veemarkt vertrokken, zou vader de kaars hebben aangestoken.
De vader ontkende. “Mijn zoon is een leugenaar. Dat was hij als 12-jarige al en nu nóg.” Volgens een getuige had de koopman zich eerder al eens laten ontvallen dat hij er wel 15 gulden voor over zou hebben als ‘die oude hut’, waarmee hij zijn woning bedoelde, in de brand gestoken zou worden. Ook dat ontkende de koopman glashard. Pijnappels zei nog dat hij niet had gezien dat de koopman voor het vertrek nog naar binnen was geweest. Wegens gebrek aan sluitend bewijs werden de koopman en zijn zoon, tegen wie het OM respectievelijk 4 jaar en 6 maanden had geëist, vrijgesproken. Het OM ging in hoger beroep maar ook het gerechtshof sprak beiden vrij.
Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen (www.geurtfranzen.com) en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander (www.dg.nl/maasland).