Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
In Heesch zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog twee geallieerde bommenwerpers neergekomen, geen Duitse toestellen, maar wel veel geallieerde jagers, met name vanaf eind 1944. Dat heeft vooral te maken met de tijdelijke aanwezigheid van een geallieerd noodvliegveld hier tussen december 1944 en april 1945.
Wij gaan proberen de verhalen achter al deze crashes te achterhalen met behulp van iedereen die ofwel zélf nog herinneringen heeft of de verhalen gehoord heeft van eerdere generaties. Soms is er al veel bekend, soms wat minder.
Op 8 juli 1941 kwam een Britse bommenwerper neer bij Heesch, een Handley Page Hampden I (registratienummer AD735, call sign ZN-R) van het 97 Squadron, onderweg naar Mönchengladbach neergeschoten door een Duitse nachtjager van I./NJG 1. Dankzij het "oorlogsdagboek" dat de toenmalige burgemeester van Heesch, J.W. Offermans, bijhield (BHIC, Collectie Offermans, toeg.nr 7594, inv.nr. 61), kunnen we de gebeurtenissen van die nacht tussen 2 uur en 6 uur op de voet volgen:
Om 2.15 komt de eerste melding van een brandend vliegtuig in de lucht ten zuiden van kilometerpaal 19,300 door de gemeenteveldwachter Van Rosmalen. Vijf minuten later belt de commandant van de plaatselijke Luchtbeschermingsdienst, L. van Griensven, met de mededeling dat in de bossen van Jhr. Van den Boogaarde, achter de woning van een zekere Geurts, een vliegtuig brandend is neergestort. Politie, marechaussee en de "rijksspeurhondgeleider" M.A. van de Vijver, worden gewaarschuwd.
Weer vijf minuten later, het is inmiddels 2.25 uur, is de burgemeester met het plaatsvervangend hoofd van de Luchtbeschermingsdienst op de plek van de crash, ongeveer 300 meter ten zuiden van kilometerpaal 19,300. De veldwachter is daar al aan het blussen (met zand). Bij het brandende wrak hangt een lege parachute, in het toestel zien ze drie lijken zitten. Af en toe moeten ze zich plat op de grond gooien vanwege exploderende munitie uit de boordkanonnen. Het is een Engels vliegtuig, met kenteken AD735.
Bijna een uur later, om 3.20 uur, worden ook de Duitse autoriteiten in Den Bosch op de hoogte gesteld van de crash. Om 4.00 uur treffen veldwachter Belterman en het plv. hfd. LBD Duijs onder de waranda van café Van de Kamp (vlakbij kilometerpaal 16,200) een Engelse miltair, die bij nader onderzoek de piloot van het neergestorte toestel blijkt te zijn, Sgt. R. Wotherspoon. Hij is gewond en wordt overgebracht naar de woning van de rijksspeurhondgeleider Van de Vijver, waar dokter Korndorffer de twee schotwonden in zijn rechterbeen en het schampschot in zijn gezicht, veroorzaakt door een rondvliegende scherf, behandelt.
Er heeft zich inmiddels een aantal nieuwsgierigen verzameld, waarmee de Engelsman met handgebaren communiceert, tot ongenoegen van de intussen ook gearriveerde Feldgendarme, die de piloot en de omstanders bedreigt. Om 6.00 uur wordt Wotherspoon als krijgsgevangene afgevoerd naar het Kriegslazaret in Den Bosch.
Zijn bemanning die blijkbaar niet meer op tijd kon springen, bestond uit Sgt. Kenneth Charles James Botsford (21), radiotelegrafist en boordschutter; F/Sgt. Philip Hudson (27), waarnemer; Sgt. Hugh Tait (25), radiotelegrafist en boordschutter. Doordat de lijken zo verbrand waren, konden ze niet worden geïdentificeerd. Ze zijn samen begraven in een gemeenschappelijk graf op het Udense oorlogskerkhof, graf A 4-5.
Daarna is het lang rustig gebleven boven Heesch, maar dat veranderde eind 1944.
Op 1 oktober 1944 kwam rond 11.30 uur bij de Ossweg een Spitfire LF.IX (registratienummer ML351, call sign VZ- ) van het 412 Squadron neer. De piloot was P/O Donald Earl Reiber, die de crash niet heeft overleefd. Hij ligt begraven op het Canadese Oorlogskerkhof in Groesbeek, graf VI H 10.
Het 412 squadron was een eskader van de Canadese luchtmacht dat niet lang daarna zou neerstrijken op het tijdelijke vliegveld Heesch B.88. Samen met de squadrons 401, 402, 411 en 442 vormde 412 de 126 Wing, die vanaf B.88 met Spitfires het luchtruim bewaakte en tactische luchtsteun verleende aan het 2nd British Army, dat ten westen van de Maas lag. Het vliegveld werd op 2 december door de Wing in gebruik genomen.
Niet lang daarna, op 8 december 1944 kwam om 10.15 uur F/O D.B. Doak van het 401 Squadron met zijn Spitfire LF.IX (registratienummer MJ245, call sign YO- ) bij het Heessche vliegveld neer. Deze piloot overleefde zijn noodlanding.
Op nieuwjaarsdag 1945 begon de grootschalige Duitse Operatie Bodenplatte. De Luftwaffe zetten bij deze actie tegen vliegvelden in Nederland, België en Frankrijk grote aantallen vliegtuigen in. Door de inzet van alle Spitfires van Heesch kon een vijandelijke aanval op het vliegveld worden voorkomen. De toestellen van 126 Wing en de luchtafweersquadrons 2734 en 2819 zagen kans een groot aantal Duitse vliegtuigen uit te schakelen.
Te midden van al deze beroering moest F/O F.H. Denton zijn Avro Lancaster I van het 9 Squadron rond 13.00 uur aan de grond zetten tussen Grolder(seweg) en Vosbergstraat. Hij en zijn bemanning hebben die noodlanding overleefd, en Denton heeft zelfs (nadat hij in 1995 nog eens terug is geweest in Heesch) zijn pilots flying log book aan de gemeente geschonken. Ze keerden terug van een bombardementsmissie op het Dortmund-Ems-Kanal nabij Ladbergen. F/O F.H. Denton is onderscheiden met de Distinguished Flying Medal.
[Naschrift dd 21-7-2016:] Op 4 mei 2013 reageerden Ruud Pieters en Jan Ruijs op het verhaal over neergestorte vliegtuigen in Oss, waarbij ze opmerkten dat er toch twee bemanningsleden van deze bommenwerper PD377 (call sign WS-U) zijn omgekomen.
Dat waren radiotelegrafist F/Sgt. George Thompson (24), die na de crash een heldenrol vervulde en naar wie later in Heesch een straat is genoemd; en boordschutter Sgt. Ernest John Potts (30).
Het vliegtuig was door afweergeschut geraakt en in brand gevlogen en uit de London Gazette van 16 februari 1945 weten we wat er gebeurd is. Zowel de staartschutter als de boordschutter in de bovenkoepel waren buiten bewustzijn geraakt bij de crashlanding. Thompson baande zich zonder aarzeling een weg door het vuur en de ontploffende ammunitie en haalde de beide schutters uit hun benarde positie, met zijn blote handen hun brandende kleding dovend. Een van de twee schutters overleefde het daadwerkelijk, de andere, Potts, bezweek de volgende dag, 2 januari, in het R.K. Ziekenhuis te Eindhoven aan zijn verwondingen. Potts werd in Eindhoven (Woensel) begraven op de Algemene Begraafplaats, graf KK 267.
Thompson zelf had ook zware brandwonden opgelopen en overleed drie weken later, op 23 januari. Een longontsteking werd hem uiteindelijk fataal. Hij ligt begraven op de Stedelijke Begraafplaats Evere in Brussel, graf X. 27. 45. Thompson werd (posthuum) onderscheiden met het Victoria Cross, de hoogste onderscheiding.
De dag daarop, 2 januari 1945, liep het evenmin goed af voor de Poolse piloot F/Lt. Teofil Szymankiewicz van het (Poolse) 316 Squadron die als gevolg van motorstoring met zijn P-51 Mustang III (KH494) een noodlanding probeerde te maken op het Heessche vliegveld. Dankzij onderzoek van Peter Sikora van de website Aircrew remembered weten we dat Szymankiewicz bij de landing ernstig brandwonden opliep, waaraan hij enkele dagen later in het ziekenhuis is overleden. Aanvankelijk begraven op Woensel, is zijn lichaam na de oorlog overgebracht naar Czempion in Polen.
Op 22 februari 1945 kwamen op twee verschillende momenten Spitfires IX van de 126 Wing in Heesch neer. Om 10.55 uur crashte F/O W. Cowan van het 412 Squadron met de PL252 op de Hooge Wijst en ’s middag om 16.15 uur kwam zo’n 3 kilometer ten zuiden van het Heessche vliegveld F/O D.F. Campbell van het 411 Squadron neer met zijn MJ187. Cowan, 25 jaar oud, overleed en ligt nu begraven op het Canadese Oorlogskerkhof in Groesbeek, graf XV E 6. Campbell heeft het naar alle waarschijnlijkheid overleefd.
In maart werd het echt druk met noodlandingen en crashes. Op 3 maart 1945, om 15.55 uur, kwam F/O V.F. McClung van het 442 Squadron zo’n 3 kilometer ten noorden van Heesch neer met zijn Spitfire LF.IX NH36. Op 22 maart moest W/O J.M. Sutherland van het 412 Squadron om 15.00 uur een crashlanding maken op het vliegveld van Heesch, ook met een Spitfire IX, de PV253.
Twee dagen later, op de 24ste, kwam aan de Papendijk bij de Kopsteeg een De Havilland Mosquito B.XX van het 139 Squadron neer, gevlogen door F/Lt. Robert Ogilvie Day. De 23-jarige Zuid-Afrikaan Day, drager van het Distinguished Flying Cross, kwam hierbij om en werd begraven op het R.K. kerkhof in Heesch (graf 2).
Op diezelfde dag, om 14.48 uur, crashte F/Lt. A.A.W. Orr met zijn Spitfire LF.IX NH438 van het 411 Squadron op het Heessche vliegveld. Hij bracht het er wél levend vanaf. Zijn navigator F/Lt. T. Treby, drager van de onderscheiding Mentioned in Dispatches, staat te boek als vermist. Zijn naam is vermeld op het Runnymede Memorial, panel 266.
Er zouden nog vier van dit soort noodlandingen op het vliegveld volgen, drie Spitfires en als laatste een Typhoon. Op 28 maart was het voor de tweede keer in een week dat W/O J.M. Sutherland van het 412 Squadron een noodlanding moest maken met zijn Spitfire LF.IX, dit keer de PV202; op 30 maart was het een Spitfire LF.IX ML260 van 83 GSU (Group Support Unit), piloot onbekend en diezelfde dag nóg een Spitfire LF.IX, dit keer van het 401 Squadron, waarvan we evenmin de piloot kennen.
Als laatste moest op 9 april 1945 S/Ldr. P. Bateman-Jones van 164 Squadron rond 18.15 uur zijn Hawker Typhoon IB SW523 in nood aan de grond zetten op de vliegstrip, zonder verdere persoonlijke ongelukken. Op 18 april werd het vliegveld ontmanteld, omdat 126 Wing inmiddels was overgeplaatst naar Rheine, achter de oprukkende troepen aan, verder Duitsland in.